De Heer sprak in gelijkenissen om dingen te verbergen. Het volk zag en hoorde niet, omdat hun ogen en oren werden toegesloten. Hen werd het niet gegeven. In tegenstelling tot de discipelen. Zij mochten het wel horen en aan hen werd het bekendgemaakt.
16 Maar jullie ogen zijn gelukkig, omdat zij zien, en jullie oren, omdat zij horen.
17 Want, amen! Ik zeg tot jullie: Vele profeten en rechtvaardigen hebben begeerd waar te nemen wat jullie zien, en zij hebben het niet waargenomen, en te horen wat jullie horen, en zij hebben het niet gehoord.
gelukkig
De Heer verklaart de discipelen gelukkig, omdat zij zien en horen. Hij maakte aan hen bekend wat de betekenis van de gelijkenis is, zoals we in de volgende verzen zullen zien. Zou Jezus hen ook hebben uitgelegd wat de betekenis was van Zijn handelen? Dat wordt wel geïmpliceerd, omdat de Heer immers ook zegt dat zij (wel) zien.
Jezus zegt er nog bij dat vele profeten en rechtvaardigen hebben begeerd om deze dingen te zien en te horen, maar dat het aan hen niet werd bekendgemaakt. De profeten hebben hun eigen profetieën onderzocht, om te ontdekken hoeveel tijd, en wat voor tijd, er zou zitten tussen het lijden van de Messias en Zijn ‘heerlijkheden’ die daarop zouden volgen.
1 Petrus 1
10 Over deze redding zochten en doorvorsten de profeten, die over de voor jullie bestemde genade profeteerden,
11 en die doorzochten, over welke, of wat voor periode, de geest van Christus in hen duidelijk maakte, toen die tevoren getuigde van het lijden, dat over Christus zou komen, en de heerlijkheden daarna.
het lijden van Christus
Dat de Christus zou lijden, was in de Hebreeuwse bijbel voorzegd. Denk aan Jesaja 53 waar wordt gezegd dat Hij veracht zou worden door Zijn volk, waar gesproken wordt over Zijn striemen, dat Hij verwond en verbrijzeld zou worden en met de misdadigers zou worden gerekend. Hij zou als een lam ter slachting worden geleid en bij een rijke zijn in Zijn dood.
Of Psalm 22, waar geprofeteerd wordt dat God Hem zou overlaten aan Zijn vijanden. Ook hier wordt gezegd dat Hij tot een smaad zou zijn en zou worden veracht. Dat honden (=heidenen) Hem zouden omringen, Zijn handen en voeten doorboren en Zijn klederen zouden verloten.
de Emmaüsgangers
Het was juist dit lijden dat vooraf zou gaan aan Zijn heerlijkheid, waar de Emmaüsgangers geen notie van hadden. De Heer verweet het hen, omdat zij het hadden moeten weten, uit de Schrift (Luk.24:25-26). Zij kenden slechts een Messias die Koning zou worden over Zijn volk, maar hadden niet begrepen dat Hij eerst moest lijden.
de heerlijkheid van de Messias
De Hebreeuwse profeten spreken ook duidelijk over de heerlijkheid die de Messias ten deel zou vallen. Hij zal herkend worden door Zijn volk als Degene die zij doorstoken hebben (Zach.12:10) en erkend worden als de Messias. Hij zal zitten op de troon van Zijn vader David (Ps.132:11; Jes.9:6) en het onder de natiën verstrooide volk terugbrengen naar het land (Deut.30:3; Ez.37:12). Jeruzalem zal de hoofdstad van de wereld zijn waar de volkeren naartoe optrekken en alle natiën zullen aan Hem zijn onderworpen (Jes.2:3-4).
welke of wat voor tijd
In zijn eerste brief zegt Petrus dat de profeten hun eigen profetieën hebben doorzocht, omdat zij dingen zagen die zij zelf niet begrepen. Zij hebben onderzocht op welke tijd of wat voor een periode hun profetieën betrekking hadden. Natuurlijk wisten deze profeten dat de Heer zou komen om Zijn Koninkrijk op te richten over deze wereld en dat dit zou gebeuren via Israël. Zij wisten alleen niet hoeveel tijd, en wat voor tijd, er zou verstrijken tussen Zijn lijden en de heerlijkheid van het Messiaanse vrederijk.
Zijn komst als één geheel
In de Hebreeuwse profeten worden de eerste komst van de Messias en Zijn wederkomst vaak als één geheel beschreven. Zijn vernedering wordt dan direct gevolgd door Zijn heerlijkheid, zonder ruimte daartussen. Zie bijvoorbeeld in Zach.9:9-10. De tijd ertussen was bij hen verborgen en het was later Paulus die dit geopenbaard heeft (Rom.16:25-26; Ef.3:3-6; Kol.1:26).
tussentijd
In de toekomst zal Christus via Israël Zijn Koninkrijk wereldwijd vestigen en zullen de natiën delen in de heerlijkheid van het Messiaanse rijk. Dat was geen geheim bij de profeten, want daar staat de Tenach vol van.
Maar nu, in de huidige tussentijd, waarin Israël ongelovig is, hebben de gelovigen uit de natiën, deel aan de Christus zelf! Zij behoren tot de ecclesia, het lichaam van Christus (Ef.1:22-23).
Deze tijd waarin de ecclesia verzameld wordt, was verborgen bij de Hebreeuwse profeten. Zij doorzochten het in hun eigen geschriften, maar het werd geopenbaard aan Paulus, die het onthulde in zijn brieven.
heerlijkheden
Maar waarom spreekt Petrus van heerlijkheden, een meervoud? In de toekomst, in het Messiaanse rijk, zal Zijn heerlijkheid openbaar worden voor Israël en alle natiën. Maar ook nu in de periode waarin Hij verborgen is, heeft Hij heerlijkheid, ook al wordt dat nog maar door zeer weinigen gezien.
Hebreeën 2
9 Maar wij zien Jezus met heerlijkheid en eer gekroond…