Het idee van de onsterfelijke ziel is algemeen aanvaard binnen het christendom, maar is over het algemeen de standaard leer in elke religie. De oorsprong van deze theorie is te vinden in de Griekse filosofie. Maar wat zegt de Schrift over de ziel?
Genesis 2
7 En JAHWEH God vormt de mens uit het stof van de grond, en Hij blaast in zijn neusgaten de adem van het leven; en de mens wordt tot een levende ziel.
nephesh
Dit is de eerste keer dat het woord ziel (nephesh, H5315) in de bijbel voorkomt. Het Hebreeuwse nephesh is afgeleid van een woord dat een ademend wezen betekent. God blies in Adam de adem van leven, en zo kreeg de mens levenskracht, die door de ademhaling in stand wordt gehouden. Bij het sterven stopt de ademhaling en is de mens geen levende ziel meer, maar een dode ziel. Want een ziel is sterfelijk.
Ezechiël 18
20 De ziel die zondigt, die zal sterven.
nazireeërschap
Over het nazireeërschap wordt gezegd dat degene die de belofte van het nazireeërschap had gedaan, niet met een dode in aanraking mocht komen. Het komt in de meeste vertalingen niet uit de verf, maar in de grondtekst wordt gesproken over een dode ziel.
Numeri 6
6 Al de dagen, dat hij zich apart houdt voor JAHWEH, zal hij niet tot een dode ziel komen.
dode ziel
Een dode ziel is het lichaam van een overledene en wordt door de Schrift zo aangeduid. Iets soortgelijks, over het niet aanraken van een dode, wordt gezegd over de priesters. Ook zij mochten niet met doden in aanraking komen, anders werden zij onrein.
Leviticus 21
1 En JAHWEH zegt tot Mozes: Zeg tot de priesters, de zonen van Aäron, en jij zegt tot hen: Niemand zal zich verontreinigen aan een [dode] ziel onder zijn volksgenoten.
onrein
Het woord ‘dode’ staat hier tussen haakjes, omdat het ingevoegd is en niet in de grondtekst staat. Toch geven de meeste vertalingen hier weer met ‘een dode’. Priesters mochten namelijk geen doden aanraken, op enkele uitzonderingen na, die in de volgende verzen beschreven worden (Lev.21:2-3). Maar in de grondtekst staat slechts dat de priesters zich niet zouden verontreinigen aan een ziel (nephesh). Het woord dode wordt overgeslagen, omdat het volstrekt helder is dat het over een dode ziel gaat. Van de hogepriester wordt dan ook een paar verzen later gezegd:
Leviticus 21
11 En bij geen enkele dode ziel zal hij komen; zelfs aan zijn vader of aan zijn moeder zal hij zich niet verontreinigen.
mens en dier
De mens is een ziel en omdat de mens sterfelijk is, is de ziel dat ook. Voordat de mens genoemd wordt als levende ziel (Gen.2:7), wordt van dieren gezegd dat zij zielen zijn (Gen.1:20, 21, 24 en 30). De ziel van het vlees is in het bloed (Lev.17:11), dus alle wezens met (een) bloed(somloop) zijn zielen en zij zijn sterfelijk.
Psalm 116
8 Want U hebt mijn ziel van de dood bevrijd, mijn oog van tranen, mijn voet van in elkaar zakken.
1 Koningen 19
4 En hij (=Elia) trok een dagreis ver de woestijn in, en hij zat onder een bremstruik en vroeg dat zijn ziel zou sterven, en zeide: Het is genoeg! Neem nu JAHWEH, mijn ziel, want ik ben niet beter dan mijn vaderen.
Jona 4
8 (…) En hij (=Jona) vraagt of zijn ziel mag sterven, en hij zegt: Mijn dood is beter dan mijn leven.
Marcus 3
4 En Hij zegt tegen hen: Is het geoorloofd op de sabbatten goed te doen, of kwaad te doen, een ziel te redden, of te doden? Maar zij waren stil.
We vinden in de Schrift vele voorbeelden van het feit dat de ziel sterfelijk is. Wanneer iemand sterft, komt hij niet op een andere plek waar een vorm van bewustzijn is. Dood is dood en is geen andere vorm van leven. De dood is als een slaap en daarom spreekt de Schrift over ontslapenen. De hoop voor elke mens is dat hij wordt opgewekt uit de dood. God maakt de doden levend.
Romeinen 4
17 (…) God, die de doden levend maakt, en die de dingen roept, die niet zijn, als zijnde.