in (het) begin schiep God de hemelen en de aarde (2)

Met deze sobere mededeling begint de Schrift. Maar hoewel eenvoudig, is deze mededeling alomvattend. Er is één God en Hij is de Maker van alles. Er staat letterlijk dat dit “in begin” was. Niet Gods begin, want God heeft geen begin, Hij is niet onderworpen aan de tijd. God was er en alle dingen zijn geworden (Joh.1:3). God zelf is het begin en de oorsprong van alles. In (een) begin sprak God en het was er (Ps.33:9).

alles in Zichzelf
God zal ooit zijn alles in allen (1 Kor.15:28). Nu is God alles in Christus, want in Hem woont de hele volheid van de Godheid lichamelijk (Kol. 2:9). Vóór Genesis 1:1 was God alles in Zichzelf, buiten Hem was er niets, totdat Hij de hemelen en de aarde schiep. Alles vindt in God haar oorsprong, alles is het werk van Zijn handen. Deze waarheid is het uitgangspunt en vinden we dan ook als een refrein door heel de bijbel (o.a. Ps.33:6, 136:5, Joh.1:10; Kol.1:16 Hebr.11:3).

Handelingen 17
24 De God, die de wereld maakt, en alles wat die daarin is (…)

theos
God heeft alles gemaakt, deze wereld en alles wat daarin is, daar is niets van uitgezonderd. Het Griekse begrip Theos, dat in onze vertalingen wordt weergegeven met God, betekent Plaatser. God beschikt alle dingen en geeft alles een plek.
Relatief gezien zijn er vele “goden”, zegt ook Paulus (1 Kor.8:5). Mensen en machten die boven anderen gesteld zijn en in die zin “beschikkers” zijn. Maar in de absolute zin is er maar één God (1 Kor.8:6) en in Hand.17:24 staat er dan ook: dé God. Hij is uniek en staat boven alles en daarom is alles aan Hem onderschikt.

ook Schepper van kwaad
In de religieuze wereld erkent men God niet als God, de Schepper en Plaatser van alles (Ef.3:9). Men kan niet verteren dat God ook de Schepper is van het kwaad. Tevens heeft Hij de slang gemaakt (Gen.3:1). Als het gaat om Satan, leert de Schrift dat hij zondigt vanaf (het) begin (1 Joh.3:8). Hij is zo gemaakt. Men probeert dat weg te redeneren door van Satan “een gevallen engel” te maken, maar dat is slechts afleiding. Want ook al zou dit zo zijn, dan kom je toch altijd bij God uit. Want wie heeft hem dan zo gemaakt dat hij kon “vallen”?

Jesaja 45
5 Ik ben JAHWEH en er is geen ander; buiten Mij is er geen God (…).
6 Opdat men zou weten vanaf de opgang van de zon en waar zij ondergaat, dat er buiten Mij niemand is; Ik ben JAHWEH, en er is geen ander.
7 Formeerder van licht en Schepper van duisternis, Maker van welzijn en Schepper van kwaad; Ik, JAHWEH, doe dit alles.

Zijn plan
God gebruikt het kwaad (Job 2:10), de zonde (Rom.5:20) en ongehoorzaamheid (Rom.11:32) voor Zijn doel en plan. Hij is het begin van alles, maar ook alles heeft Zijn bestemming in Hem. De weg van begin tot het einde is volledig in Zijn hand. Waarom God de dingen doet zoals Hij ze doet, begrijpen wij vaak niet, maar we kennen Hem als een goede en liefdevolle God, die het zo bepaalt en we mogen erop vertrouwen dat wat onze Vader doet, goed is. Wij kennen Zijn einddoel en dat is de verzoening van het heelal (Kol.1:20). Alles wat wij als kwaad ervaren, doet Hij meewerken ten goede (Rom.8:28).

Zou men in de religieuze wereld daarom God zo wantrouwen? Men kent Zijn geweldige voornemen niet en heeft van God een monster gemaakt van duivelse proporties, die het merendeel van Zijn schepselen tot in het oneindige gaat pijnigen en folteren in de hel. Bij zo’n “god” is het kwaad inderdaad niet in goede handen.

Jozef
Jozef kende de waarheid dat God de Plaatser van alles is en getuigde ervan (Gen.45:8; 50:20). Hij is een weg van vernedering gegaan, waarbij hem veel kwaad is aangedaan, om uiteindelijk verhoogd te worden en de redder te worden van het huis van Jakob (Gen.45:7) en de hele wereld. De nieuwe naam die Jozef kreeg, Safenat-Paneach (Gen.41:45), betekent: Redder van de wereld. Jozef is hierin een schitterend type van Christus, die stierf en een weg van lijden en sterven ging voor Zijn volk Israël en de Redder van de wereld werd (Joh.4:42; 1 Joh.4:14).

Romeinen 11
32 Want God sluit allen samen op in ongezeglijkheid, om Zich over allen te ontfermen.
33 O, diepte van de rijkdom en van wijsheid en van kennis van God! Hoe onnavorsbaar zijn Zijn oordelen en onnaspeurlijk Zijn wegen!
34 Want: wie kende het denken van de Heer? Of: wie werd zijn adviseur?
35 Of: wie geeft eerst aan Hem, en het zal aan hem terugbetaald worden?
36 Want uit Hem en door Hem en tot Hem zijn alle dingen: Hem zij de heerlijkheid tot in de aeonen! Amen!