Nu volgt de tweede gelijkenis in deze reeks van acht gelijkenissen, die de Heer uitsprak. Ook deze gelijkenis, wordt net als die van de zaaier, onderbroken. Bij de gelijkenis van de zaaier zagen we dat deze wordt onderbroken door de uitleg van Jezus waarom Hij in gelijkenissen sprak.
Bij de gelijkenis van het onkruid vertelt de Heer eerst twee andere gelijkenissen, voordat Zijn discipelen Hem om de uitleg van de gelijkenis van het onkruid komen vragen en Hij die geeft: de gelijkenis van het mosterdzaad en de gelijkenis van het zuurdeeg. Daardoor weten we dat deze drie gelijkenissen bij elkaar horen.
eerste van drie
De gelijkenis van het onkruid is de eerste in een reeks van drie gelijkenissen, die alle drie een negatieve strekking hebben. Ze gaan over dat wat ‘verkeerd’ gaat. Omdat ze bij elkaar horen, beginnen ze alle drie hetzelfde: een andere gelijkenis…, het Koninkrijk van de hemelen is gelijk aan… (:24,31,33).
24 Een andere gelijkenis zette Hij aan hen voor, en Hij zei: Het koninkrijk van de hemelen is gelijk aan een mens, die goed zaad zaait in zijn akker.
25 Maar terwijl de mensen sliepen, kwam zijn vijand, en hij zaait er giftig onkruid overheen, midden tussen het graan, en hij ging weg.
26 En wanneer de halm ontkiemde en vrucht maakte, verscheen op dat moment ook het giftige onkruid.
27 En de slaven van de eigenaar komen naar hem toe, en zij zeiden: Heer, zaaide jij geen goed zaad in jouw akker? Waarvandaan komt dan het giftig onkruid?
28 En hij zei tot hen: Dat heeft een vijandig mens gedaan. En de slaven zeiden tegen hem: Wil jij dan, dat wij heengaan, en het bijeenrapen?
29 En hij zei: Nee, want bij het bijeen rapen van het giftige onkruid zouden jullie tegelijkertijd het graan kunnen uittrekken.
30 Laat beiden samen opgroeien tot de oogst. En in de oogsttijd zal ik tot de maaiers zeggen: Raap eerst het giftige onkruid bijeen, en bind het in bundels om het te verbranden, maar verzamel het graan in mijn opslagplaats.
giftig onkruid
Het giftig onkruid (Grieks: zizanion) dat gezaaid wordt tussen het graan of de tarwe, is dolik. Dat is een grassoort dat vooral in de beginfase nauwelijks van tarwe is te onderscheiden. Het is ook giftig en bekend is dat het verdovend werkt en het gezichtsvermogen aantast.
In verband met de betekenis is dit kenmerkend, omdat de vijand, die de dolik zaait, een beeld is van Satan (:39). Hij is degene die verblind (2 Kor.4:4) en bedwelmd (1 Thess.5:7).
de vorst van de duisternis
Satan komt in de nacht om het onkruid te zaaien, want hij is overste van de wereldmachten van de duisternis (Ef.6:12). De nacht representeert in de Schrift de periode dat de Heer, als het licht van de wereld (Joh.9:5), afwezig is. Deze gelijkenis gaat over de voleinding van de aeon (:39,40), het einde van de nacht. Daar tegenover staat de dag waarin de Heer als de zon van de gerechtigheid (Mal.4:2) zal opgaan en vanaf dan weer aanwezig zal zijn. De dag van Christus (1 Kor.1:8; Fil.1:6), de toekomende aeon!