In de nu volgende verzen die nog resten van dit hoofdstuk lezen we hoe de broers terugkeren om Jakob op te halen en te brengen bij Jozef. Het is een plaatje van Israël dat in de toekomst zal worden verzameld uit de natiën en gezet zal worden in het land onder heerschappij van de Messias.
Genesis 45
16 En het gerucht wordt gehoord in Farao’s huis, zeggend: Jozefs broeders zijn gekomen. En het is goed in de ogen van Farao en in de ogen van zijn dienaren.
17 En Farao zegt tot Jozef: Zeg tot jouw broers: Doet dit: belaadt jullie dieren en gaat naar het land van Kanaän,
18 en neemt jullie vader en jullie huisraad en komt tot mij. En ik zal jullie het goede van het land van Egypte geven, en eet de vetheid van het land.
19 En jij wordt instructie gegeven aan hen te zeggen: Doet dit: Neemt wagens uit het land van Egypte voor jullie kinderen en voor jullie vrouwen, en breng jullie vader mee en komt.
20 En laat jullie oog zich niet betreuren over jullie huisraad, want het goede van het gehele land van Egypte zal voor jullie zijn.
21 En de zonen van Israël doen zo; en Jozef geeft hen wagens op Farao’s bevel; en hij geeft hen proviand voor onderweg.
22 Aan hen allen, man voor man, gaf hij een stel kledingstukken; en aan Benjamin gaf hij drie honderd zilverstukken en vijf stel kledingstukken.
23 En hij zond aan zijn vader als volgt: tien ezels die van het goede van Egypte dragen, en tien ezelinnen die koren en brood en levensonderhoud dragen voor zijn vader onderweg.
24 En hij zendt zijn broers heen. En zij gaan, en hij zegt tot hen: Wees niet verontrust onderweg.
verzameld uit de natiën
In de toekomst zal Israël de naam van JAHWEH aanroepen en door een gespleten Olijfberg vluchten naar de woestijn. Daar, buiten het land (!), zal het huis van Jakob een ontmoeting hebben met de Messias. Via een gelovig Israël zullen ook de volkeren aan Hem worden onderworpen. Maar eerst zullen allen van het uitverkoren volk, die verstrooid zijn onder de natiën, worden verzameld vanuit de vier windhoeken van de aarde (Matth.24:31; Opb.7:1). Deze taak wordt gegeven aan 144.000 Israëlieten, uit alle stammen genomen van een gelovig Israël (Opb.7:4-8). Hier vinden we de stamvaders van de stammen van Israël, die worden gezonden om het hele huis van Jakob op te halen en te brengen naar Jozef. Zij worden hier dan ook aangeduid met de zonen van Israël, de naam die Jakob ontving toen hij niet meer op zichzelf vertrouwde, maar zijn geloof vestigde op Hem (Gen.32:28).
een hersteld Israël
De zonen van Israël worden door Jozef toegerust en we vinden allerlei details waarmee zij uitgerust worden. Zonder volledig te zijn en ook zonder de bedoeling dit uitgebreid te bespreken, wil ik een aantal zaken naar voren brengen. Zoek ze maar eens na. Alle details die we vinden, wijzen ons op Gods woord, wedergeboorte en geloof in zijn woord. Eerder wees ik al op de naam Israël. Ook zien we dat de broers nieuwe kleding ontvangen van Jozef, een uitbeelding van nieuw leven (Ef.4:24; Kol3:10). Ook de driehonderd (zilverstukken) spreken van geloof. Henoch wandelde driehonderd jaar met God (Gen.5:22) en Gideon ging de strijd aan met driehonderd man, omdat zij hadden gehandeld zoals God wilde (Rich.5:22). De zilverstukken (geld) spreken van de losprijs die betaald is. Benjamin kreeg eerder al een vijf maal zo groot gerecht (43:34) en toen heb ik gewezen op de betekenis van het getal 5, dat spreekt van Gods genade en beloften.
de ezels
Jozef zendt tien ezels en tien ezellinnen. Het getal 10 spreekt van de woorden van God. In Genesis 1 lezen we tien maal “en God zeide”. Ook de tien woorden (‘de tien geboden’) zijn natuurlijk woorden van God. De ezels en ezelinnen dragen koren en brood, uitbeeldingen van het woord van God (Matth.4:4)
Hoewel een ezel niet veel zegt, is wat hij zegt veelzeggend: ia of ja, de afkorting van de naam van JAHWEH. Zo dom is die ezel dus niet. De tien ezels en ezellinnen worden door Jozef ingezet als uitrusting voor de zonen van Israël. Zij zijn de uitbeelding van een gelovig Israël en als hersteld Israël zullen zij beseffen waar de tien woorden van God werkelijk van spreken, namelijk dat niet zij de wet zouden werken, maar dat de wet (torah=onderwijzing) bestaat uit Gods beloften (Rom.9:31-32a). Israël zal zich dus geen twee maal stoten aan dezelfde steen (Rom.9:32b)!