In Genesis 32:24-32 vinden we een bijzondere geschiedenis. Daar worstelt Jakob met een man, die door God gezonden blijkt te zijn. De man krijgt niet de overhand over Jakob en zegt tegen Jakob dat hij hem moet laten gaan. Jakob antwoordt: “Ik laat jou niet gaan, tenzij jij mij zegent”. En dat gebeurt. Bij die gelegenheid ontvangt Jakob een nieuwe naam: Israël (32:28). De naam staat model voor de gelovige Jakob, die het niet meer van zichzelf verwacht, maar van de zegen van God. In de geschiedenis met Jozef gebeurt iets soortgelijks met Jakobs naam.
Genesis 45
25 En zij gaan op vanuit Egypte en zij komen in het land van Kanaän bij hun vader Jakob.
26 En zij vertellen hem, zeggend: Jozef leeft nog, en hij is zelfs heerser over het gehele land van Egypte. En zijn hart is verstard en hij gelooft hen niet.
27 En zij spreken tot hem alle woorden, die Jozef tot hen gesproken had; en hij ziet de wagens, die Jozef gezonden had om hem te dragen, en de geest van hun vader Jakob werd levendig.
28 En Israël zegt: Het is genoeg! mijn zoon Jozef leeft nog! Ik ga en ik zal hem zien, voordat ik sterf.
Israël
Ook in deze gebeurtenissen wordt de bekering van het Joodse volk geïllustreerd. De broers komen bij Jakob en zij vertellen hem dat Jozef nog leeft. Jakob gelooft hen niet. Pas als zij de woorden van Jozef aan hem doorgeven en hij ziet wat Jozef hem gestuurd heeft, verandert hij. Zijn geest wordt levend(ig)! Het is een uitbeelding van het ongelovige huis van Jakob dat in de toekomst zal geloven doordat hun Messias aan hen verschijnt en Hij tot hen spreekt. Dan zal God zijn geest op hen uitgieten (Joël 2:28) en Israël zal herleven. Jakob, die in vers 25 en 28 aangeduid wordt met de naam Jakob, wordt in vers 28 dan ook Israël genoemd. Hij representeert het volk Israël dat zich zal bekeren en het niet meer van zichzelf verwacht, maar van Hem.