de herders

Herders spelen in de bijbel een belangrijke rol. Zowel in figuurlijke als in letterlijke zin. Voorgangers en leidslieden worden herders genoemd (Ez.34:1, 1 Petr.5:2) en Christus is de Goede Herder (Joh.10:14) of de Overste Herder (1 Petr.5:4). Van David lezen we dat hij bij de schapen was (1 Sam.16:19) en van Mozes evenzo (Ex.3:10). Natuurlijk gaat letterlijk en figuurlijk spraakgebruik hand in hand, want al deze letterlijke herders zijn typen van de Grote Herder van de schapen (Hebr.13:20), Jezus Christus.

wakende herders
Ook in de beschrijving van de geboorte van Jezus vinden we herders. Zij hielden ’s nachts de wacht over de kudde (Luk.2:8). Het merendeel van het volk, en dan met name  zij die Israël zouden leiden en weiden, deden niet wat zij moesten doen als herders (Jer.23:1). De Heer noemt hen huurlingen (Joh.10:12). Dat zij hun taak als herders van het volk niet uitvoerden, blijkt ook wel als we de geschiedenis van de wijzen uit het oosten lezen. Daar weten de hogepriesters en schriftgeleerden van het volk de profetieën omtrent de geboorte van de Messias prima te citeren (Matth.2:4-6), maar ze geloofden ze niet werkelijk, want ze waren niet op het juiste moment op de aangegeven plaats. De herders uit Lukas 2 zijn dat wel en zij zijn dan ook een beeld van het gelovig overblijfsel van Israël. Net als bijvoorbeeld Simeon die de Messias verwachtte (Luk.2:25) en Nicodemus die wakker was in de nacht (Joh.3:2). Ook zij waren waakzaam.

Dan lezen we:

Lukas 2
9 En opeens stond een engel des Heren bij hen en de heerlijkheid des Heren omstraalde hen, en zij vreesden met grote vreze.
10 En de engel zeide tot hen: Weest niet bevreesd, want zie, ik verkondig u grote blijdschap, die heel het volk zal ten deel vallen:
11 U is heden de Heiland geboren, namelijk Christus, de Here, in de stad van David.

heerlijkheid
Heerlijkheid in de Schrift spreekt altijd van opstanding en verheerlijking (1 Kor.15:43, Fil.3:21). Ook in deze geschiedenis waar gesproken wordt over de geboorte van de mens Jezus van Nazareth, wordt vooruit gewezen naar de opgewekte Christus. Het kind dat geboren zou worden, zou Jezus genoemd worden (Matth.1:21), maar hier vinden we de titel van de opgewekte Redder: Christus, de Heer. De titels Christus en Heer zijn titels van de opgewekte, zo verklaart Petrus later (Hand.2:36).
Terloops vinden we in Luk.2:11 vermeld dat het plaatsvond in de stad van David (die ook een herder was). De vermelding van dit feit wijst erop dat dit kind Jezus eens zou zitten op de troon van David en een Koninkrijk zou ontvangen en vestigen (Luk.1:32-33). Daarna staat er:

13 En plotseling was er bij de engel een grote hemelse legermacht, die God loofde, zeggende:
14 Ere (Grieks: doxa = heerlijkheid) zij God in den hoge, en vrede op aarde in mensen een welbehagen.

Deze beschrijving bij de komst van de Heer, is een voorvertoning van wat er zal gebeuren bij zijn wederkomst. Het gelovig overblijfsel van Israël zal de Naam van JAHWEH aanroepen (Joël 2:32, Zach.13:9). Jezus (JAHWEH is Redder) zal verschijnen en Zijn voeten zullen staan op de Olijfberg (Zach.14:4). In Zacharia 14 staat dan:

5 (…) En JAHWEH, mijn God, zal komen, en alle heiligen met Hem.

Christus zal daar verschijnen, samen met de ecclesia, die Zijn lichaam is (Ef.1:23). Nadat Hij ons tot Zich heeft genomen, zouden wij immers altijd samen met de Heer zijn (1 Thess.4:17).

Kolossenzen 3
4 Wanneer nu Christus zal geopenbaard worden, Die ons leven is, dan zult ook u samen met Hem geopenbaard worden in heerlijkheid.