In de christelijke wereld gaat men er over het algemeen vanuit dat geloven een keuze van de mens is. De mens zou een vrije wil hebben en heeft zelf de keuze over zijn eindbestemming, zo zegt men.
Hierdoor wordt de mens op een voetstuk geplaatst, want een mens kan blijkbaar beschikken over zaken, zonder dat God hier invloed op heeft. Wie naar voren brengt dat de mens geen vrije wil heeft, in de zin van een wil die buiten God omgaat en tegen Gods bedoeling kan ingaan, krijgt dan ook steevast als tegenwerping te horen: “maar we zijn geen marionetten!” En dat klopt,. In onze verhouding tot God, zijn wij als klei in de hand van de pottenbakker (Rom.9:20-21).
de Emmaüsgangers
Eén van de geschiedenissen uit de Schrift waaruit heel duidelijk de beschikkende rol van God en de ondergeschikte rol van de mens blijkt, is die van de Emmaüsgangers. Zij waren teleurgesteld en droevig, want ze hadden hun hoop gevestigd op Jezus die krachtige werken had gedaan en woorden had gesproken, maar door de hogepriesters en oversten van het volk was gekruisigd en ter dood gebracht (Luk.19:27-28). Zij waren daarom onderweg van Jeruzalem naar Emmaüs. Dan voegt Jezus zich bij hen en lees je:
Lukas 24
16 Maar hun ogen werden gesloten gehouden, zodat zij Hem niet herkenden.
Daarna lees je tot drie keer toe dat er iets geopend wordt:
31 En hun ogen werden geopend, en zij herkenden Hem, en Hij verdween uit hun gezicht.
32 En zij zeiden tegen elkaar: Was ons hart niet brandende in ons, toen Hij onderweg tot ons sprak en voor ons de Schriften opende?
(…)
45 Toen opende Hij hun verstand zodat zij de Schriften begrepen.
Spreuken 20
12 Een oor dat hoort en een oog dat ziet, ook die beide heeft JAHWEH gemaakt.