Mattheüs 25:1-8 de gelijkenis van de wijze en dwaze maagden (3): lampen en olie

Over de periode rond de wegrukking zegt Paulus dat wij zonen van het licht zijn en van de dag. Wij wandelen niet in duisternis en slapen niet, maar we zouden wakker en nuchter zijn (1 Thess.5:4-6). Maar als wij gelovigen zijn en niet waken, maar slapen, zullen we toch gered en weggerukt worden en samen met Hem leven (1 Thess.5:9-10).

Dat is anders in de periode aan het einde van de aeon, waar de gelijkenis van de wijze en dwaze maagden over gaat. In die tijd geldt, dat wie verduurt tot het einde, gered zal worden, de anderen niet. En zo vinden we in deze gelijkenis tien maagden, die alle tien lampen of fakkels bij zich hebben (Grieks: lampas)

1 Dán zal het koninkrijk van de hemelen vergeleken worden met tien maagden, die hun fakkels nemen, en zij gingen uit, om de bruidegom tegemoet te gaan.

lampen
Een lamp is een lichtdrager en verspreidt licht, een uitbeelding van het woord van God. Het woord van God is als een lamp die schijnt in een wereld waar het duister is, of troebel. Doordat dit tijdperk een boze aeon is, waarin Satan regeert, worden de dingen door elkaar gegooid. Het woord duivel is in het Grieks diabolos en dat betekent doorheen-werper. Hij gooit de dingen door elkaar en zorgt er met opzet voor dat zaken onduidelijk zijn.

Psalm 119
105 Uw woord is een lamp voor mijn voet en een licht op mijn pad.

2 Petrus 1
19 En wij hebben het profetische woord meer bevestigd, en jullie doen goed, door er acht op te geven, als op een lamp, die schijnt in een troebele plaats (…)

de bruidegom
De bruidegom is natuurlijk de Heer zelf (Matth.9:15; Joh.3:29). Het nieuwe verbond is, net als het oude verbond, een huwelijksverbond tussen JAHWEH en Zijn volk (Jes.62:4-5; Jer.31:32).
In het boek Hooglied wordt de liefde bezongen tussen  de bruidegom (de Heer) en bruid (Israël) en over de tijd dat de bruid de bruidegom kwijt is (Hoogl.3:1; 5:6). In die tijd overkomt de bruid allerlei leed (Hoogl.5:7), een uitbeelding van de geschiedenis van het Joodse volk van de afgelopen 2000 jaar. Maar er wordt ook beschreven dat zij haar Bruidegom weer vindt.

Hooglied 3
6 Wie is deze die opgaat uit de woestijn als zuilen van rook, omgeurd van mirre en wierook, van alle poeder van de handelaar?
7 Zie, dat is Salomo’s draagstoel; met zestig helden rondom haar…
(…)
11 Trekt uit en ziet, dochters van Sion, koning Salomo, met de kroon waarmee zijn moeder hem kroonde in de dag van zijn bruiloft en in de dag van de vreugde van zijn hart!

de Zoon van David
Er wordt een koninklijke bruidsoptocht beschreven. Letterlijk gaat het over Salomo, de zoon van David, maar profetisch spreekt het van Christus, dé Zoon van David. Hij zal als Koning van Zijn volk, vanuit de woestijn van Bozra, met het alreeds verzamelde Israël, optrekken naar het land. Dit zal gaan via de Koninklijke weg (Num.20:17; 21:22), die daar al duizenden jaren ligt. Dan zal de Messias met het volk het land in bezit nemen.

zie, de bruidegom
In de donkere periode van de dag van toorn (>middernacht), zal plotseling klinken: Zie, de bruidegom! Ga uit, hem tegemoet! (Matth.25:6) en de dochters van Sion zullen Hem tegemoet gaan. Het boek Hooglied gaat specifiek over het volk Israël, maar het evangelie van het Koninkrijk wordt aan alle natiën verkondigd, dus ook uit de volkeren zullen gelovigen optrekken om hun Heer te ontmoeten.

2 En vijf van hen waren dwaas, en vijf verstandig.

verstandig
Eerder zagen we dit woord verstandig al in de gelijkenis van de twee dienstknechten. De verstandige dienstknecht handelde met bedachtzaamheid ten opzichte van de toekomst. Hij handelde met voor-zicht. Zo ook de wijze (>verstandige) maagden. Deze vijf verstandige maagden zorgden ervoor dat zij genoeg olie hadden voor hun lampen. 

olie
Olie is in de Schrift olijfolie en is op alle manieren een uitbeelding van het woord van God, dat licht geeft (Ps.119:105; Joh.1:4; Ef.5:13). Maar ook van de geest, want woord en geest zijn min of meer synoniemen (Joh.6:63). Olijfolie staat dan ook bekend om de geneeskrachtige werking (Luk.10:34) en is vitaal en levenskrachtig. Het wordt gebruikt voor de bereiding van voedsel, zoals het woord ons ook voedt. Priesters en koningen werden gezalfd met olie.

3 Want de dwazen nemen hun lampen, maar geen olie met zich mee;
4 maar de verstandigen namen olie in de vaten met hun lampen mee.

kruiken
De wijze maagden zijn verstandig, omdat zij olie in hun kruiken of vaten hebben. Een vat of een kruik is in de Schrift een uitbeelding van de mens. Een creatie van God, de Pottenbakker (Jes.64;8; Rom.9:20-21), maar breekbaar en gemaakt van aardewerk, uit het stof van de aarde (Gen.2:7).
Paulus wordt door de heer ‘een uitverkoren vat’ genoemd (Hand.9:15). En het commentaar van de Romeinen brief op de geschiedenis met Farao, is dat God ‘vaten tot eer’ maakt en ‘vaten zonder eer’ (Rom.9:21). Een mens is een kruik of vat, dat waarde heeft om wat erin zit, het vat zou gevuld moeten worden.

2 Korinthe 4
7 Maar wij hebben deze schat in aarden vaten, zodat de kracht die alles overtreft, van God is en niet van ons.

gevuld
De mens is een vat, dat breekbaar en vergankelijk is. Het zou gevuld worden met Gods woord, want daarin is kracht en onvergankelijkheid. In heel de Schrift komen we dan ook vaten tegen die gevuld worden. Kruiken die gevuld worden met water (Gen.24:16; Joh.2:7), fakkels (Rich.7:16), meel (1 Kon.17:12), manna (Ex.16:33; Hebr.9:4), honing (1 Kon.14:3), olie (1 Sam.1:10; 2 Kon.4:2) en wijn (2 Sam.16:1). Al deze gevulde kruiken zijn op enige wijze een voorstelling van de mens, die vervuld zou worden met geest (Ef.5:18), met het woord van God (Kol.3:16).

vaten
De vaten van de wijze maagden zijn een uitbeelding van deze wijze maagden zelf. Zij hebben niet slechts het licht van het woord, maar zijn er ook werkelijk mee gevuld. De dwaze maagden daarentegen, hebben wel fakkels, een uitbeelding van het profetisch woord, maar het woord van God woont niet in hen. Dat is van toepassing op een groot deel van het Joodse volk. Hen zijn de woorden van God toevertrouwd (Rom.3:2), maar zij geloven het woord niet (Rom.10:2).

5 En wanneer de bruidegom lang uitblijft, werden zij allen slaperig, en zij sluimerden.
6 En midden in de nacht komt er een luidkeels roepen: Zie, de bruidegom! Ga uit, hem tegemoet!
7 Dán werden al die maagden gewekt, en zij ordenen hun fakkels.
8 En de dwazen zeiden tegen de verstandigen: Geef ons van jullie olie, want onze fakkels doven uit.

verduren tot het einde
De dwaze maagden hebben niet vooruitgedacht. Ook in deze gelijkenis wordt geïllustreerd dat er zijn die wel verduren tot het einde en een deel dat niet verduurt tot het einde. Zij verslappen en blijkbaar luistert dat in die tijd zeer nauw. Het evangelie van het Koninkrijk is dan ook, dat wie verduren zal tot het einde, gered zal worden (Matth.24:14-15). Wie dat niet doet, wordt niet gered voor de toekomende aeon.