Dit hoofstuk spreekt over de parousia van Christus (:1), maar ook de wetteloze kent een parousia. Die is in overeenstemming met de inwerking (inwerkende kracht) van Satan en zal gepaard gaan met wonderen en tekenen. Wonderen en tekenen kennen wij uit de Schrift: Jezus deed ze (Hand.2:22) en ook de apostelen (Hebr.2:4). Ze ondersteunen dat zij door God gezonden waren. Vandaar dat de wonderen en tekenen van de wetteloze, valse (pseudo) en misleidende wonderen en tekenen zijn. Bewerkt door Satan.