de vreze des Heeren

De vreze des Heeren, letterlijk: de vrees van JAHWEH, is een begrip dat we nogal eens tegenkomen in de Hebreeuwse bijbel en de meeste gelovigen zullen de term ook wel kennen. De bekendste tekst is waarschijnlijk: de vreze des Heeren is het beginsel der wijsheid (Spreuken 9:10 SV).

Meestal wordt dit zo verklaart, dat het betekent: de vreze des Heeren, dat is ons ontzag voor Hem, of onze eerbied voor Hem, en dat is het begin van wijsheid. Maar taalkundig valt daar veel op aan te merken. Denk maar eens aan uitdrukkingen als:

De naam van JAHWEH (Gen.12:8)
De geest van JAWHEH (2 Sam.23:2)
De heerlijkheid van JAHWEH (Ex.24:16)
De goedertierenheden van JAHWEH (Klaagl.3:22)
Het aangezicht van JAHWEH (Gen.4:16)
De heiligheid van JAHWEH (Ex.31:15)
De dag van JAHWEH (Jes.13:9)

In bovenstaande voorbeelden betreft het: Zijn naam, Zijn geest, Zijn heerlijkheid, Zijn goedertierenheden, enz. Dat er staat van JAHWEH, drukt een bezit uit. Iets is van Hem, of gaat van Hem uit. Opmerkelijk is dan ook dat “de vrees van JAHWEH” anders wordt uitgelegd, namelijk dat het hier onze vrees voor Hem zou betreffen. Een voorbeeld om dit te verduidelijken.

Psalm 19
8 De wet van JAHWEH is onberispelijk, zij herstelt de ziel;
het getuigenis van JAHWEH is betrouwbaar, zij geeft de eenvoudige wijsheid.
9 De voorschriften van JAHWEH zijn recht, zij verblijden het hart;
de instructie van JAHWEH is zuiver, het verlicht de ogen.
10 De vrees van JAHWEH  is rein, zij staat tot de toekomst;
de verordeningen van JAHWEH  zijn waarachtig, zij zijn geheel en al rechtvaardig.

van JAHWEH
Hier wordt gesproken over de wet van JAHWEH, het getuigenis van JAHWEH, de voorschriften van JAHWEH, de instructie van JAHWEH en de verordeningen van JAHWEH. Allemaal zaken die van God uitgaan. God spreekt en handelt, de mens ontvangt. Maar bij de vrees van JAHWEH zou dit dan anders zijn. Dan lezen we het niet als iets dat van JAHWEH uitgaat, maar betreft het ons ontzag voor Hem. En dat klopt niet, dat is niet wat er staat.

woord oorsprong
Maar wat is die vrees dan wel? Waarom hebben de vertalers voor dit woord gekozen? Vrees heeft met angst te maken en hebben wij angst voor God? In het Nederlands is de herkomst van het woord vrees niet slechts te herleiden naar angst of bang zijn, maar ook naar verzoeken en op de proef stellen. Verder had het oorspronkelijk ook de betekenis van toorn, gevaar, uitvorsen.

Dat zijn nogal uiteenlopende betekenissen. Maar welke betekenis heeft het in de Schrift? Laten we wat teksten bekijken waar over de vrees (Hebreeuws: irath, H3374) van JAHWEH wordt gesproken.

Spreuken 15
31 Een oor dat naar de terechtwijzing  ten leven luistert, zal te midden van wijzen overnachten.
32 Wie tucht in de wind slaat, verwerpt zijn ziel, maar wie naar terechtwijzing  luistert, verwerft (een wijs) hart.
33 De vrees van JAHWEH voedt op (of: tuchtigt) tot wijsheid, nederigheid gaat vooraf aan eer.

tucht
Vers 31 spreekt over terechtwijzing en tucht, die leiden tot wijsheid. In vers 33 staat vervolgens dat de vrees van JAHWEH opvoedt tot wijsheid. De vrees van JAHWEH heeft dus te maken met terechtwijzing, tucht en opvoeding. Dit wordt bevestigd in andere teksten.

Spreuken 1
7 De vrees van JAHWEH is het begin van kennis; de dwazen verachten wijsheid en tucht.

terechtwijzing
Het Hebreeuwse woord musr (H4148) wordt vertaald met tucht en heeft te maken met: kastijding, correctie, discipline, instructie, berisping. Dat zagen we ook al in Spr.15:32 waar tucht en terechtwijzing synoniemen zijn. Dit woord komt 50 keer voor in het oude testament, waarvan 30 keer in Spreuken. Het voert te ver om alle Schriftplaatsen aan te halen, maar als we een aantal teksten bezien, met name uit Spreuken, wijzen ze ons allemaal in dezelfde richting.

Job 5
17 Zie, gelukkig is de mens, die God corrigeert (NBG: kastijdt); verwerpt daarom de tucht van de Almachtige niet.

Spreuken 1
1 Spreuken van Salomo, de zoon van David, de koning van Israël,
2 om wijsheid en tucht te kennen, om verstandige woorden te begrijpen,
3 om tucht aan te nemen, om inzicht te krijgen, rechtvaardigheid en oordeel en rechte dingen.
(…)
7 De vrees van JAHWEH is het begin van kennis; de dwazen verachten wijsheid en tucht.

Spreuken 3
11 Veracht, mijn zoon, de tuchtiging van JAHWEH niet en keer u niet af van zijn terechtwijzing.

Spreuken 6
20 Bewaar, mijn zoon, het gebod van uw vader en verwerp de onderwijzing van uw moeder niet.
(…)
23 Want het gebod is een lamp en de onderwijzing een licht, de correcties van de tucht zijn een weg ten leven.

pedagogie
Ook in het nieuwe testament zien we deze gedachte terug. In onderstaande verzen vinden we een aantal keren het Griekse paideuo (G3811), waar ons woord pedagoog vanaf is geleid en dat met opvoeden te maken heeft. Het zou vertaald kunnen worden met: opvoeden of tuchtigen.

Hebreeën 12
6 Want de Heer voedt op/tuchtigt (>paideuo) wie Hij liefheeft, en Hij geselt iedere zoon, die Hij aanneemt.
7 Als opvoeding/tuchtiging (>paideuo) verduren jullie dit, God geeft het jullie, als aan zonen. Want is er wel een zoon, die door zijn vader niet opgevoed/getuchtigd (>paideuo) wordt?
(…)
9 Voorts hadden wij de vaders van ons vlees als opvoeders/tuchtigers (>paideuo), en wij respecteerden hen. En zullen wij ons dan niet des te meer onderschikken aan de Vader van de geesten, en leven?
10 Want zij voeden ons op/tuchtigen ons (>paideuo) voor weinig dagen naar hun beste weten, maar Hij doet het tot ons nut, zodat wij deel krijgen aan zijn heiligheid.
11 En elke opvoeding/tuchtiging (>paideuo) schijnt op het ogenblik zelf geen vreugde te zijn, maar droefheid; maar erna geeft zij aan hen, die erdoor geoefend zijn, de vreedzame vrucht van rechtvaardigheid af.

Job
In de geschiedenis van Job vinden we dit schitterend geïllustreerd. Satan slaat, met toestemming van God, Job met kwade zweren over zijn hele lichaam. Als Job zich zit te krabben met een potscherf op een ashoop, komt zijn vrouw naar hem toe en ontstaat er een gesprek waaruit wij veel kunnen leren.              

Job 2
9 En zijn vrouw zegt tot hem: Houd jij nog steeds vast aan jouw rechtschapenheid? Zeg God vaarwel en sterf!
10 En hij zegt tot haar: Jij spreekt zoals een zottin. Zullen wij het goede van de God ontvangen, en zullen wij het kwade niet ontvangen? In dit alles zondigde Job met zijn lippen niet.

goed én kwaad van God
Job wist dat het goede, maar ook het kwade, van God komt. Job wist niet wat zich tussen God en Satan had afgespeeld. Het was weliswaar Satan die Job sloeg, maar dat deed hij binnen de ruimte die God hem had gegeven (Job 2:1-8). Job kon getuigen van de woorden die de schrijver van de Hebreeën brief later zou opschrijven: Gods tucht is op het ogenblik zelf geen zaak van vreugde, maar droefheid; maar erna geeft zij aan hen, die erdoor geoefend zijn, de vreedzame vrucht van rechtvaardigheid af (Hebr.12:11).

God plaatst alles
Job ‘s vrouw adviseert hem om God vaarwel te zeggen, omdat hem kwaad overkomt. Job noemt haar hierom dwaas. Job wist dat we niet alleen het goede uit Gods hand ontvangen, maar ook het kwade. In dit alles zondigde Job met zijn lippen niet, staat erbij, zodat we ervan doordrongen worden dat het waar is wat Job zegt.

Alles is uit God en erkennen dat alles uit Hem is, is God als GOD erkennen, de Beschikker van alles. Zo krijgt God van alles wat Zich in ons leven afspeelt de eer. Is het niet dat we juist door tegenslagen en moeilijkheden het meeste leren? Dat is Zijn eer!

Later zegt Job dan ook: de vrees van JAHWEH, dat is wijsheid (Job 28:28).