Na het eerste gedeelte van de brief, dat we zouden kunnen samenvatten als opschrift, groet en dankwoord, komen we nu tot de kern van Paulus’ betoog. Hij gaat spreken over zijn eigenlijke onderwerp, de reden dat hij Filemon schrijft: zijn weggelopen slaaf Onesimus.
8 Daarom, hoewel ik veel vrijmoedigheid in Christus heb om jou uitdrukkelijk te bevelen wat gepast is,
9 moedig ik je, vanwege de liefde, toch liever aan. Nu het zo is, dat ik, Paulus, een oude man ben, en nú ook een gevangene van Christus Jezus.
Paulus’ volmacht
Paulus was als apostel afgevaardigd door Christus Jezus en had daardoor bepaalde rechten. Hij had de bevoegdheid om een beroep te doen op ondersteuning, zoals eten en drinken (1 Kor.9:4) en in bredere zin voor levensonderhoud (1 Kor.9:14). Ook tegen Filemon zegt hij dat hij de volmacht heeft om hem opdracht te geven om te doen wat passend is in de situatie die hij nu gaat aansnijden. Maar hij doet dit niet. De wet eist en veroordeelt, genade handelt in liefde en geeft de ander de ruimte. Paulus roept Filemon op, met een beroep op de liefde van God, om gehoor te geven aan zijn verzoek.
om niet
Paulus zegt tegen de Korinthiërs dat hij er een eer in zag de autoriteit of volmacht die hij had niet te gebruiken: “Wat is dan mijn loon? Dat ik, wanneer ik het evangeliseer, evangelie om niet zal stellen, om mijn autoriteit in het evangelie niet ten volle te gebruiken” (1 Kor.9:18). Paulus deed in zijn arbeid als apostel geen beroep op ondersteuning (>loon). De boodschap die Paulus bracht, het evangelie van de genade van God, is het goede bericht van een boodschap om niet. Paulus wilde dan ook dat zijn arbeid om niet was, zodat zijn handelen in overeenstemming was met het goede bericht dat hij mocht bekendmaken (1 Kor.9:23).
dezelfde gezindheid als Christus Jezus
In plaats van ten volle gebruik te maken van zijn autoriteit als apostel, vernedert Paulus zichzelf en beschrijft zichzelf als een oude man en gevangene: verzwakt en gebonden. Het doet denken aan de woorden uit de Filippenzen brief, waarin hij oproept dezelfde gezindheid te hebben als Christus Jezus, die Zichzelf ontledigt en vernedert (Fil.2:5-8). Wij mogen daar een voorbeeld aan nemen en ook aan Paulus (Fil.3:17). Wij hoeven niet altijd ons recht te halen en ‘alles eruit halen wat erin zit’. God zorgt toch voor ons, (Fil.4:17), dus we komen niets tekort. Wij kunnen ons schikken in de omstandigheden (Fil.4:5) en alles wat nu nog krom is, zal op Zijn tijd worden rechtgezet. We mogen met elkaar omgaan, zoals God met ons omgaat (Ef.4:32; Kol.3:13).