Voordat Abraham zijn beloofde zoon Izak kreeg, werd er eerst een andere zoon geboren: Ismaël. Met een andere moeder, Abram’s slavin Hagar. Ismaël kwam voort uit de eigen werken van Abram en was niet de zoon van de belofte. Dat wordt ons in de Schrift dan ook voorgehouden als uitbeelding van de werken van de wet (Galaten 4).
leven uit de dood
Wat maar zelden gezien wordt, is dat ook Ismaël (zijn naam betekent: God hoort) een antwoord was op het gebed van een vrouw die God om een zoon vroeg (Gen.16:11). Een vrouw die in geloof de naam van JAHWEH had aangeroepen (Gen.16:11,13). Net als Izak kwam Ismaël voort uit een verstorven Abram (Rom.4:19) en dus was het een naar de mens gesproken onmogelijke geboorte. Er kwam leven voort uit een verstorvene, een uitbeelding van opstanding uit de dood. Ook Ismaël en zijn nakomelingen zijn Abrahams zaad (Gen.21:13). Ook aan dit volk werden grote beloften gedaan (Gen.16:10-12; 21:13,18).
Zoals God beloften en een plan had met Ismaël, zo geldt dit ook voor zijn nakomelingen: de Ismaëlieten.