2 Korinthe 1
20 Want zovele beloften van God er zijn, in Hem is het: Ja; daarom is ook door Hem het: Amen, tot God, tot heerlijkheid, door ons.
Hoeveel beloften er zijn, ze worden allen vervuld in Christus. In Hem is het ja. Daarom is ook het amen door Hem. Dat wij Gods woord be-amen is niet onze verdienste, of onze keuze, het is dóór Hem! Degene die amen zegt op wat er gesproken wordt, bevestigt daarmee het gesprokene. Dat vinden we al in het begin van de Schrift:
Genesis 15
6 En hij geloofde in JAHWEH, en Hij rekende hem dat tot gerechtigheid.
Het Hebreeuwse woord dat hier vertaald wordt met “geloofde”, bevat het woord amen. Abraham be-aamde God. God had hem zojuist beloofd dat zijn nageslacht zou zijn, talrijk als de sterren aan de hemel (Gen.15:5) en Abraham vertrouwde op wat God beloofde, Hij geloofde het. Ook dat amen is geen prestatie van de mens, zo verklaart Paulus in 2 Kor.1:20. Alles is uit Hem. Opdat niemand zich zou beroemen (Ef.2:9)!