De uiteenzetting in de eerste alinea van Mattheüs 24 (vers 1 t/m 14) is een algemene beschrijving van de gebeurtenissen tot aan het einde van de aeon. Het vervolg is een stuk gedetailleerder en spreekt over de relatief korte periode van Israëls grote verdrukking tot aan de bekering van Israël (vers 15 t/m 30).
In het eerste gedeelte vinden we opmerkelijke overeenkomsten met Openbaring 6, de opening van zeven zegels.
6 En jullie zullen horen van oorlogen en van geruchten van oorlogen (…)
overeenkomst
In het vorige vers zagen we een parallel met de opening van het eerste zegel in Openbaring 6, omdat in beide gedeelten wordt gesproken over iemand die zich voordoet als Messias en vredestichter en daardoor velen misleidt. Hier vinden we een overeenkomst met het tweede zegel. Het eerste zegel bracht vrede, maar deze vrede is van betrekkelijk korte duur en wordt weggenomen. Er komt oorlog.
Openbaring 6
3 En wanneer Hij het tweede zegel opent, hoor ik het tweede dier zeggen: Kom!
4 En een ander paard, vuurrood, ging uit, en aan hem die erop zit, werd gegeven de vrede van het land weg te nemen, en dat zij elkaar zullen afslachten, en aan hem werd een groot zwaard gegeven.
In het vervolg zullen we zien dat ook de opening van de overige zegels in Openbaring 6 parallel loopt met de beschrijving van de gebeurtenissen in Mattheüs 24. Zie hier voor een overzicht waar dit schematisch wordt weergegeven.
6 …Zie toe, wees niet gealarmeerd, want het moet gebeuren, maar het einde is het nog niet.
termijn onbekend
Deze “oorlogen en geruchten van oorlogen” betreffen nog niet het einde van de aeon (:3). Van de grote verdrukking wordt op meerdere plaatsen en op verschillende wijzen gezegd hoe lang deze duurt. Van de dag van toorn, die daarna aanvangt (Opb.6:17), is dit niet bekend. Wanneer dus precies het einde van de aeon zal zijn, is onbekend en over dat thema gaat een groot deel van deze hoofdstukken. Onder andere de gelijkenissen in Mattheüs 25. Daar zullen we dan ook nog op terugkomen.
het moet gebeuren
De periode van de grote verdrukking die nog zal komen en de tijd erna die “de dag van toorn” (Opb.6:17) wordt genoemd, is een verschrikkelijke tijd. Maar het moet gebeuren. We mogen daarbij in gedachten houden dat Gods oordelen weliswaar heftig zijn, maar altijd relatief kort en dat ze als doel hebben dat het goede eruit voortkomt. Aan het einde van de grote verdrukking zal Israël bekeerd zijn en hersteld worden. Aan het einde van de dag van toorn zullen alle volkeren onderschikt zijn aan God en Zijn Zoon, en zal het Koninkrijk gevestigd zijn over deze hele aarde en de toekomende aeon aanbreken.