In Romeinen 2 beschrijft Paulus de positie van het Jodendom. Aan hen waren de woorden van God toevertrouwd, zij hadden van God de wet ontvangen. Daar tegenover staan de natiën, die de wet niet hebben. Zij kenden het woord van God niet, maar toch is er iets in hen, op grond waarvan zij een begrip van goed en kwaad hebben, een normbesef.
Romeinen 2
14 Want wanneer de natiën, die de wet niet hebben, van nature doen wat de wet eist, dan zijn dezen, die de wet niet hebben, zichzelf tot wet;
15 zij betonen dat het werk van de wet in hun harten geschreven is, terwijl hun geweten meegetuigt en hun overwegingen elkaar onderling beschuldigen of ook verdedigen.
de natiën
Paulus zegt dat de natiën een geweten hebben en zij daardoor zichzelf tot wet zijn. Dat wil zeggen: met het geweten kunnen zij morele keuzes maken. Het woord dat in Rom.2:15 vertaald is met geweten is het Griekse suneideseos (G4893). Dit woord is opgebouwd uit twee woorden: samen-weten. Het geweten is een samen-weten, of mede-weten met de Schepper. Elk mens heeft geweten van God. Dat geweten kan verontreinigd worden (Tit.1:15) en zelfs dicht gebrand (1 Tim.4:2), maar van nature heeft de mens weet van God. Sommigen noemen dit een ingeschapen Godskennis.
neshamah
In de Hebreeuwse geschriften vinden we een begrip dat synoniem is aan de functie van het geweten, de neshamah. Deze neshamah ontving Adam van God:
Genesis 2
7 toen vormde de HEERE God de mens uit het stof van de aardbodem en blies de adem (neshamah) van leven in zijn neusgaten; zo werd de mens tot een levende ziel.
God heeft neshamah (vgl. Job 4:9; Ps.18:15) en blies dit in de mens, zodat ook de mens neshamah heeft (vgl. Jes.42:5). Het woord wordt meestal vertaald met adem, maar het is veel meer dan dat.
Spreuken 20
27 De geest (neshamah) van een mens is een lamp van JAHWEH, die alle kamers van zijn binnenste doorzoekt.
De neshamah is het licht van God dat de mens in zich heeft en dat het binnenste doorzoekt. Het doorzoekt de overleggingen en redeneringen van de mens, zodat “de overwegingen elkaar onderling beschuldigen of ook verdedigen” (Rom.2:15).