De algemeen aanvaarde lering in het christendom is dat satan een gevallen engel is. Ooit was hij een engel met de naam Lucifer en door hoogmoed kwam hij in opstand tegen God, zijn Schepper. Deze hoogmoed leidde zijn val in en voortaan was hij de duivel, of satan. Wie zoekt op internet kan veel informatie vinden over de theorie van satan als gevallen engel. Zoek op woorden als Lucifer, duivel of satan in bijvoorbeeld een internet encyclopedie als Wikipedia en je kunt er van alles over lezen. Maar de Schrift zwijgt erover. Het is mythologie, voortgekomen uit de geest van mensen, of van andere machten, maar niet uit God.
kaartenhuis
Omdat men toch “bijbelse onderbouwing” nodig had, heeft men de toevlucht genomen tot twee Schriftgedeelten, waarvan men zegt dat deze spreken over de val van satan, maar bij een nauwkeurige lezing blijkt het kunstige bouwwerk van redeneringen al snel als een kaartenhuis in elkaar te zakken.
Één van die twee gedeelten is Jesaja 14 en dan met name vers 12. Belangrijk is om te kijken naar de context van dit hoofdstuk. Jesaja 14 is onderdeel van een lang gedeelte dat de hoofdstukken 13-27 beslaat. In deze hoofdstukken worden de toekomstige oordelen over de volkeren beschreven. In de meeste bijbels staan er dan ook kopjes boven de hoofstukken welk oordeel over wélk volk in dat hoofdstuk beschreven wordt:
• Jesaja 13: de ondergang van Babel
• Jesaja 14:1-23: bevrijding van Israël (bevrijd van Babel)
• Jesaja 14:24-27: profetie tegen de Assyriërs
• Jesaja 14:28-32: profetie tegen de Filistijnen
• Jesaja 15-16: ondergang van Moab
• Jesaja 17: profetie tegen Damascus en Efraïm
• Jesaja 18: profetie over Morenland
• Jesaja 19: profetie over Egypte
• enz.
toekomst
Dit zijn allen profetieën die in de toekomst vervuld zullen worden. Eerst brengt God zijn volk Israël in het oordeel, want het oordeel begint bij het huis van God (1 Petr.4:17). Na deze periode van benauwdheid voor Israël, die ook de grote verdrukking wordt genoemd (Matth.24:21), zullen de volkeren gericht worden in de dag van toorn (Opb.6:17), ook genoemd de dag van YAHWEH (dag des Heeren). Zo wordt deze periode dan ook genoemd in dit gedeelte van Jesaja (Jes.13:9). De oordelen in de “dag des Heeren” worden in deze hoofdstukken in Jesaja beschreven. Het is ook het onderwerp in het boek Openbaring. Johannes wordt meteen aan het begin van het boek geplaatst “in de dag des Heeren” (Opb.1:10). Ook in het boek Openbaring worden deze oordelen dan ook uitgebreid beschreven.
Is het niet vreemd dat één uitspraak of één gedeelte uit deze passage van maar liefst 15 hoofdstukken uit Jesaja die over de toekomst handelen, eruit wordt genomen, en toegepast wordt op het verleden, op een veronderstelde val van satan?
Jesaja 13
6 Jammer, want de dag van YAHWEH is nabij; als een verwoesting van de Almachtige komt hij.
(…)
9 Zie, de dag van YAHWEH komt, meedogenloos, met verbolgenheid en brandende toorn (…)
10 Ja, de sterren aan de hemel en hun sterrenbeelden zullen hun licht niet laten schijnen, de zon zal verduisterd worden wanneer zij opkomt, en de maan zal haar licht niet laten schijnen en de aarde zal lostrillen van haar plaats om de verbolgenheid van YAHWEH van de legermachten, en om de dag van Zijn brandende toorn.
context
De context waarin Jesaja 14 staat, is duidelijk: het gaat over de dag van YAHWEH, de dag van Zijn toorn, waarin Hij de volken zal richten. Ook de tijdsbepaling in vers 10 is hierin een belangrijke aanwijzing. Het moment waarop zon, maan en sterren verduisterd worden, vinden we talloze keren in de profetieën. Het is de aanduiding voor het begin van de dag van YAHWEH (o.a. Joël 2:10,32 en Opb.6:12-13). Dit vindt plaats ná de grote verdrukking, zegt Matth.24:29. Voor Israël is het oordeel voorbij, voor de volkeren begint dan de dag van toorn.
mens van de wetteloosheid
In de koning van Babel herkennen we een figuur die we ook tegenkomen in Openbaring 13:1-8. Daar wordt hij het beest uit de zee (volkeren) genoemd. Ook Paulus spreekt van deze figuur als hij in 2 Thessalonicenzen 2 spreekt over de mens van de wetteloosheid (:3). Deze mens (in Jes.14:16 gaat het ook over een mens) van de wetteloosheid zal zich in de tempel van God zetten, om te demonstreren dat hij God is (2Thess.2:4). Ook van de koning van Babel wordt in Jesaja 14 beschreven hoe hij in zijn hart zegt dat hij zichzelf gelijk zal stellen aan de Allerhoogste (Jes.14:14).
Maar laten we na deze aanhalingen uit het voorgaande hoofdstuk, Jesaja 13, ook de eerste verzen van hoofdstuk 14 bezien:
Jesaja 14
1 Want YAHWEH zal Zich over Jakob ontfermen en Hij zal Israël nog verkiezen. Hij zal hen neerzetten op hun eigen grond. De vreemdeling zal zich bij hen aansluiten en zich bij het huis van Jakob voegen.
2 De volken zullen hen nemen en naar hun woonplaats brengen. Het huis van Israël zal hen in erfelijk bezit nemen als slaven en slavinnen in het land van YAHWEH. Zo zullen zij gevangenhouden wie hen gevangen hielden en heersen over hun onderdrukkers.
3 En het zal geschieden op de dag waarop YAHWEH u rust zal geven van uw smart, uw onrust en de harde slavenarbeid die men u heeft doen verrichten…
Hier wordt gesproken over het huis van Jakob, namelijk Israël, dat de rust zal ingaan. Na tijden van verdrukking en onderdrukking zal God via Israël, met aan het hoofd haar Messias, het koninkrijk gaan vestigen over de hele aarde.
4 dat u dit spotlied zult aanheffen op de koning van Babel, en u zult zeggen: Hoe houdt de onderdrukker op; opgehouden is de onderdrukking!
mashal
Wat nu volgt is een spotlied (lett: spreuk) over de koning van Babel. Deze koning die aan het hoofd staat van een laatste machtig wereldrijk was dé onderdrukker van Israël en die onderdrukking is nu beëindigd. In dit spotlied wordt zijn ondergang beschreven en gehoond. Het Hebreeuwse woord dat vertaald is met spreuk, is mashal. Het is een breed begrip, waaronder gelijkenissen vallen (Ps.49:5), de spreuken van Salomo (Spr.1:1), het lied van Bileam (Num.23:7), enz. Over het algemeen vinden we in deze spreuken allerlei dichterlijke vormen: manieren om dingen treffend en sterk uit te drukken. Zo ook in dit spotlied.
5 YAHWEH heeft de stok van de goddelozen gebroken, de staf van de heersers,
6 die volken sloeg in verbolgenheid met slagen zonder ophouden, die in toorn over de heidenvolken heerste met een vervolging zonder inhouding.
7 Nu komt heel de aarde tot rust en stilte. Men breekt uit in gejuich.
8 Zelfs de cipressen verblijden zich over u. De ceders van de Libanon zeggen: Sinds u daar geveld ligt, klimt niemand omhoog om ons om te hakken.
Ik neem niet de gelegenheid om op elk detail van deze verzen in te gaan, maar de setting is duidelijk. De koning van Babel is verslagen. Hij die met grote macht over de natiën heeft geregeerd is neergeveld. Ook in Openbaring wordt dit uitgebreid beschreven (Opb.18-19). Ceders of cipressen zijn bomen, een uitbeelding van de volkeren. Spottend en in dichterlijke taal wordt beschreven hoe de machthebber die eerst bomen (volken) omhakte, nu zelf geveld is.
Hier wordt gesproken over een koning die van zijn macht is beroofd. Hoe kan men dit gedeelte toepassen op “een val van satan”? Was satan na die vermeende val dan machteloos en tot niets meer in staat, zoals hier van deze koning van Babel wordt gezegd?
9 Het dodenrijk beneden raakte om u in beroering, om u tegemoet te gaan, wanneer u zou komen. Het schudt ter wille van u de gestorvenen wakker, al de leiders van de aarde. Het laat van hun tronen opstaan al de koningen van de volken.
10 Zij zullen allemaal het woord nemen en zeggen tegen u: Ook u bent nu zo zwak geworden als wij, u bent aan ons gelijk geworden!
11 Uw trots ligt neergeworpen in het graf, met de klank van uw luiten. Onder u is een bed van maden gespreid, en wormen zijn uw deken.
geveld
De koning van Babel is neergeveld, zwak geworden en neergeworpen in het graf. Hij is dood en bedekt met wormen en maden. Hoe heeft men dit ooit kunnen toepassen op satan? Het werkelijke einde van satan vinden we beschreven in Opb.20:10. Daar wordt hij geworpen in de poel van vuur. In een latere blog wil ik nog terugkomen op het einde van satan.
In de verzen 9-11 vinden we maar liefst elf keer de aanduiding ‘u’ of ‘uw’. Ik heb ze hierboven cursief weergegeven. Alle elf keren gaat het over de koning van Babel. Wanneer het in vers 12 weer over ‘u’ gaat, dan gaat het dus logischerwijze weer over de koning van Babel.
12 Hoe bent u uit de hemel gevallen, morgenster, zoon van de dageraad! U ligt geveld op de aarde,overwinnaar over de heidenvolken!
Lucifer
Sommige vertalingen hebben hier in plaats van morgenster Lucifer, zoals bijvoorbeeld de Engelse King James vertaling. Hoe men daar aan komt is een complex verhaal over vertalingen. Kort gezegd: iemand heeft ooit in het Latijns dat woord Lucifer hier in gebracht en daar omheen is een hele theorie ontstaan. Het doet niet echt ter zake, in de Schrift kom je de naam Lucifer voor satan domweg niet tegen. In veel vertalingen staat hier morgenster, maar ook dat is een onjuiste vertaling.
jammerlijke
Er staat letterlijk: jammerlijke. Het woord dat in Jesaja 14:12 vertaald wordt met morgenster is het Hebreeuwse heylel (H1966) en dit is afgeleid van yalal (H3213) dat huilen of jammeren betekent. Het Hebreeuwse woord yalal (H3213) komt 31 keer voor in het oude testament. Alle keren wordt het vertaald met jammeren of huilen, behalve in Jes.14:12. Daar wordt het vertaald met “Lucifer” of “morgenster”. In bijvoorbeeld Job 38:7 wordt wel gesproken over morgensterren, maar hier wordt een heel ander Hebreeuws woord gebruikt.
In 2 Petr. 1:19 wordt gesproken over de Morgenster (letterlijk: Lichtbrenger) en daar verwijst het naar Christus. Is het niet juist satan die zich voordoet als een lichtbrenger, een engel van het licht (2 Kor. 11:14) en ons wil laten geloven dat hij de Lichtbrenger is?
gevallen
Een betere vertaling van het vers zou dus zijn: “Hoe bent u uit de hemel gevallen, jammerlijke…” (of: jammer jij)!” Deze koning van Babel zal heel wat te jammeren hebben. Hij had zichzelf de hoogste positie toebedeeld en wilde als God zijn (2 Thess.2:4) en zich verheffen boven God tot in de hemel. Daar is hij dan ook, bij wijze van spreken (want het betreft hier een spotlied, een mashal=spreuk), uitgevallen. Beeldspraak die we vaker vinden in de Schrift (Luk.10:15, Gen.11:4). Deze koning die zich als God wilde laten aanbidden en deze overwinnaar van de volken, die zichzelf wilde verheffen, lag nu geveld op de aarde.
13 En u zei in uw hart: Ik zal opstijgen naar de hemel; tot boven Gods sterren zal ik mijn troon verheffen, (…)
14 Ik zal opstijgen boven de wolkenhoogten, ik zal mij gelijkstellen met de Allerhoogste.
De koning van Babel wilde zich verheffen boven de sterren. Dit kunnen we uitleggen als boven de sterrenhemel, waar God zetelt. Het kan ook betekenen dat hij het volk Israël wilde overheersen. Het huis van Israël wordt in de Schrift gesymboliseerd door de sterren van de hemel (Gen.37:10, Opb.12:1).
15 Echter, u bent in dodenrijk neergestort, in het diepst van de kuil!
16 Wie u zien, kijken u aan en letten op u: Is dit nu die man die de aarde deed sidderen, die koninkrijken deed beven,
17 die van de wereld een woestijn maakte, haar steden met de grond gelijkmaakte, zijn gevangenen niet losliet om naar huis te gaan?
In plaats van een god blijkt deze koning van Babel gewoon een sterveling te zijn, die in het dodenrijk terecht is gekomen. Is dit nu die man? Een man, een mens, wordt hij hier dan ook genoemd. Deze koning van Babel wordt weliswaar beïnvloed door satan, maar niets in dit gedeelte wijst erop dat hij satan zelf zou zijn en al we vinden al helemaal niets terug over een veronderstelde val van satan in het verleden.
Ook in het vervolg van Jesaja 14 niet, maar voor deze blog wil ik het hierbij laten. Een volgende keer wil ik een ander gedeelte bespreken dat altijd als kroongetuige wordt opgevoerd voor de vermeende val van satan: Ezechiël 28.