Nietsvermoedend van het verraad van Delilah, legde Simson zijn hoofd in haar schoot en viel in slaap. Zijn haarlokken worden in zijn slaap afgeschoren en Simson wordt hiermee beroofd van zijn grote kracht. Zijn kracht was immers onderdeel van zijn Nazireeërschap en daartoe behoorde dat er geen scheermes op zijn hoofd zou komen (Num.6:5-6).
Richteren 16
20 En zij zei: De Filistijnen over jou, Simson! En hij ontwaakte uit zijn slaap en hij zei: Ik zal uitgaan, zoals elke keer, en ik zal mijzelf losrukken. En hij wist niet dat JAHWEH Zich van hem had teruggetrokken.
21 En de Filistijnen hielden hem vast en zij staken zijn ogen uit.
overgegeven
Eindelijk kon Simson overmeesterd worden door de Filistijnen. Hij was niet te binden en zijn kracht lag in de roeping die hij van God ontvangen had. Toen Simsons haar afgeschoren werd, kwam er een einde aan zijn Nazireeërschap. Maar Simson moest deze weg gaan. We zagen eerder al dat God de regie had in alles wat er in het leven van Simson gebeurde (Richt.13:25; 14:4; Hebr.11:32). Simson die van zijn kracht werd beroofd, is een uitbeelding van het sterven van Jezus van Nazareth. Ook bij Hem lezen we dat God zich van Hem terugtrok en Hem overgaf aan Zijn vijanden.
Mattheüs 27
46 En omstreeks het negende uur roept Jezus luid om hulp, met een luide stem, en Hij zegt: Eloï, Eloï, lama sabachtani? Dat is: Mijn God, mijn God, waartoe heeft u mij overgelaten?
waarom of waartoe, verlaten of overgelaten?
Meestal wordt de uitroep van Jezus weergegeven met: “Mijn God, mijn God! Waarom hebt U mij verlaten”? Dit is niet de plek om hier uitgebreid op in te gaan, maar een aantal dingen moeten opgemerkt worden. De Heer citeert deze woorden uit Ps.22:2. Het Hebreeuwse lama dat daar wordt gebruikt, betekent letterlijk: tot wat. Het is geen vertwijfelde uitroep van Jezus (waarom?), maar een uitroep van hoop (waartoe!). De Heer wist immers waartoe Hij werd overgelaten aan Zijn vijanden. Dat was om de vreugde die Hem voorgesteld was (Hebr.12:2). Hij is nooit door God verlaten en dat wist Hij (Joh.16:32).
Daarmee is meteen verklaard dat Jezus niet door God werd verlaten, maar overgelaten. Hij werd namelijk aan Zijn vijanden overgelaten, of overgegeven, om te sterven. Lees ook het tweede deel van Ps.22:2, want daar staat nog meer. God was op dat moment ver van Zijn redding. De Here Jezus zou namelijk niet door God worden gered uit Zijn lijden aan het kruis, maar (pas) later, Hij zou gered worden uit de dood!
God verbergt Zijn aangezicht
Zoals we hier vinden dat God zich van Simson terugtrok en dat zijn ogen werden uitgestoken (het werd duister), zo vinden we aan het kruis de uitroep van de Heer dat God Hem had overgelaten, samen met de mededeling dat er duisternis kwam over heel het land (Matth.27:45). Israël doodde haar Messias en het licht ging uit. Simson (>shemesh=zon) ging onder in de nacht (>Delilah, laylah=nacht). God zou Zijn aangezicht voor Israël verbergen (Deut.31:17,18; 32:20; Ez.39:29)