de vrijstad

In de boeken van Mozes vinden we veel wetten en instellingen die een praktische toepassing hadden onder het oude verbond, maar die ook, en vooral, vooruitwijzen naar iets beters. De wet is namelijk een inleiding van een betere hoop (Hebr.7:19). De zaken die we beschreven vinden in de wet, zijn dan ook slechts een voorbeeld en schaduw en wijzen ons op de hemelse dingen (Hebr.8:5; 10:1).

vrijsteden
Zo is het ook met de vrijsteden. In de wet van Mozes werd geregeld dat er zes vrijsteden in het land Kanaän zouden zijn: drie ten westen van de Jordaan en drie ten oosten van de Jordaan (Joz.20:2, 7-8). Als iemand uit het volk zijn broeder onopzettelijk gedood had, kon hij naar één van deze vrijsteden vluchten en was daar veilig voor de bloedwreker. We vinden dit bijvoorbeeld beschreven in:

Deuteronomium 19
4 In het volgende geval zal de doodslager, die daarheen vlucht, in leven blijven: als hij zijn naaste zonder opzet gedood heeft, terwijl hij tevoren geen haat tegen hem koesterde.
5 Als bijvoorbeeld iemand met zijn naaste in het bos komt, om hout te hakken, en zijn hand maakt een zwaai met de bijl om een boom te vellen, en het ijzer schiet van de steel af en treft zijn naaste, zodat deze sterft, dan kan hij naar een van die steden vluchten en in leven blijven.

onwetendheid
De doodslager die in onwetendheid zijn naaste gedood had, zou in de vrijstad veilig zijn voor de wraak van de bloedwreker (Num.35:12). Buiten de vrijstad was hij dat niet (Num.35:26-28). De doodslager zou niet voor altijd in de vrijstad hoeven blijven. Hij zou weer mogen gaan en staan waar hij wilde na de dood van de hogepriester.

Numeri 35
28 Want in de vrijstad zal hij moeten wonen tot de dood van de hogepriester, en na de dood van de hogepriester zal de doodslager naar het land zijner bezitting mogen terugkeren.

het Joodse volk en de ecclesia
Deze doodslager en de vrijstad zijn een schitterend type van het Joodse volk dat zijn broeder, Jezus Christus, doodsloeg. Zij deden dat in onwetendheid en daarom bad de Heer ook aan het kruis: “Vader, vergeef het hun, want zij weten niet wat zij doen.” (Luk.23:34). Ook na Zijn opstanding wordt door de discipelen verklaard aan het Joodse volk dat zij in onwetendheid gehandeld hebben.

Handelingen 3
17 En nu, broeders, ik weet, dat gij het door onwetendheid gedaan hebt, gelijk als ook uw oversten.

Het Joodse volk dat in onwetendheid haar Messias gekruisigd had, werd dit niet aangerekend. Zij kunnen vluchten naar de vrijstad, een beeld van de eccclesia, het lichaam van Christus. Wanneer de hogepriester van die dagen sterft (Joz.20:6), een beeld van de beëindiging van het oude verbond, zal er voor hen een nieuw verbond aanbreken en zal het volk terugkeren naar het land Israël (Num.35:28).