Wat zou uw antwoord zijn op bovenstaande vraag? Wanneer je dit aan ‘de gemiddelde christen’ zou vragen, zal er waarschijnlijk een antwoord op komen zoals: “dat Jezus Christus gestorven is voor mijn (of: onze) zonden”. En dat is natuurlijk zo (1 Kor.15:3). Maar het antwoord is nogal beperkt en zou ook weer andere vragen moeten oproepen, zoals: waarom is het een goed bericht (>evangelie) dat Iemand gestorven is? De Schrift leert immers zelf dat er “meer” is, Hij is namelijk ook opgewekt (Rom.8:34) En, als Hij stierf voor mijn of onze zonden, wie is “mijn” of wie zijn “onze”? Allemaal relevante vragen, lijkt me.
Daarnaast is het zo dat het begrip evangelie vaak wordt gereserveerd voor “de nieuwtestamentische boodschap”, maar ver voordat onze Heer naar deze aarde kwam, wordt er in de bijbel al gesproken over evangelie:
Galaten 3
8 En de Schrift, die tevoren ziet, dat God de natiën uit geloof rechtvaardigt, evangeliseert van tevoren aan Abraham: In jou zullen al de natiën gezegend worden.
goed bericht
Ons Nederlandse woord evangelie is een woord dat is overgenomen uit het Grieks (euaggelion). Het is opgebouwd uit twee woorddelen: eu = wel, goed en aggelion = boodschap, bericht. Het evangelie is een goede boodschap of een goed bericht. In deze letterlijke weergave van Gal.3:8 zien we dat Abraham alreeds van God een goed bericht ontving, namelijk dat in hem alle natiën gezegend zouden worden. Maar we zouden nog verder terug kunnen gaan naar de eerste bladzijden van de bijbel, waar God, nadat Eva is verleid, tot de Slang zegt, dat uit haar (>Eva) Iemand zou voortkomen, waarvan wordt gezegd dat Hij de kop van de Slang zou vermorzelen. Dit is een vooruitwijzing naar de komst van de Messias die de tegenstander (>Satan) zou verslaan en het werd al geëvangeliseerd aan het begin van de bijbelse geschiedenis. Het begrip evangelie is dan ook niet alleen gereserveerd voor het nieuwe testament.
aan wie?
Het lastige aan het bespreken van een onderwerp als dit, is dat het antwoord op de vraag: “wat is het evangelie”? afhankelijk is van aan wie het wordt gevraagd. Ook het tijdstip waarop de vraag gesteld wordt, is belangrijk. Ter illustratie geef ik een belangrijk voorbeeld uit de beginperiode in Handelingen. Daar is het Petrus die zich richt tot het volk Israël. Hij spreekt hen aan met: “Joodse mannen” (2:14), “Israëlitische mannen” (2:22; 3:12) en zegt tot hen:
Handelingen 3
19 Bezin je, dan, en keer om, opdat jullie zonden uitgewist worden, zodat er perioden van verfrissing zullen komen van het aangezicht van de Heer,
20 en dat Hij de Christus, die voor jullie voorbestemd is, Jezus, zal zenden,
21 die de hemel moet ontvangen, tot op de tijden van het herstel van alle dingen, waarvan God spreekt door de mond van zijn heilige profeten, die vanaf de aeon zijn.
aan Israël
Aan Israël werd verkondigd, dat Jezus Christus, hun Messias, die zij hebben gekruisigd en gedood, door God is opgewekt. Zij hadden Hem verworpen, maar wanneer zij zich als volk zouden bezinnen en bekeren, dan zou God de Messias terugsturen om Zijn Koninkrijk te vestigen en zo alles te herstellen waarvan de profeten gesproken hebben. “De vervallen hut van David” (Amos 9:11) zou hersteld worden en de Messias zou zitten op de troon van Zijn vader David en Koning zijn over Israël tot in de aeonen (Luk.1:32).
beperkt in adressering en tijd
Dit evangelie, dat genoemd wordt het evangelie van het Koninkrijk (Matth.24:14) en het evangelie van de besnijdenis (Gal.2:7), is een boodschap met een specifieke doelgroep, namelijk Israël, maar ook voor een specifieke tijdsperiode. De boodschap was relevant in het begin van de Handelingen periode en zal dit wéér zijn in de toekomst. Maar nú wordt niet aan Israël gepredikt, dat wanneer zij zich als volk bekeren, de Messias zal terugkeren.
concreet
Laten we dit eens concreet maken. Stelt u zichzelf voor dat u ergens in de afgelopen 2000 jaar aan Joden het evangelie wilde vertellen. Dan zou u hen opgezocht hebben. Nú is het welllicht het meest voor de hand liggend om in het vliegtuig te stappen om het land Israël te bezoeken, maar dat was tot relatief kort geleden niet zinvol, omdat in het land dat we nu weer Israël noemen, niet of nauwelijks Joden woonden. Zij waren verstrooid onder de natiën. Daar bevindt zich overigens een groot deel nu nog steeds.
Maar waar u ook ging en zich zou wenden tot dit volk, zou u dan hen de boodschap verkondigen waarmee Petrus zich in Handelingen 3 tot hen wendt? Dat zou misplaatst zijn, die boodschap is namelijk niet voor deze tijd bestemd.
redding naar de natiën
In deze tijd, die ligt tussen de misstap en het ongeloof van Israël en hun uiteindelijke bekering en herstel, is redding naar de natiën gegaan (Hand.28:28; Rom.11:11-12). God verzamelt zich nu uit alle natiën, zonder onderscheid, een volk voor Zijn naam (Hand.15:14). In de letterlijke zin is dit geen volk (>natie), maar een groep die verzameld wordt uit alle natiën (Rom.10:19). Dit gezelschap deelt dan ook niet in de positie van het volk Israël, maar krijgt deel aan de Christus. In het Hebreeuws: de Messias. Zij delen in de positie van de Messias van Israël. Dit gezelschap wordt de ecclesia, het lichaam van Christus genoemd (Ef.1:23), omdat zij één (lichaam) zijn met Christus. Zij delen in alles van wat Hem toekomt en worden dan ook mede-erfgenamen (>samen-lotbezitters) (Rom.8:17; Ef.3:6) en mede-deelhebbers van de belofte in Christus Jezus (Ef.3:6).
Paulus, apostel van de natiën
Deze boodschap van het lichaam van Christus, was onbekend gebleven (>verborgen) en werd geopenbaard aan Paulus (Ef.3:5; Kol.1:26). Het is Paulus die het woord van God tot volheid bracht en completeerde (Kol.1:25). Hij is dan ook de apostel waardoor God Zijn volledige plan met heel Zijn schepping ten volle onthult. Als aan ons, gelovigen uit de natiën, de vraag gesteld wordt wat het evangelie is, dan zouden wij bij Paulus te rade gaan. Hij is de apostel van de natiën (Rom.11:13; 1 Tim.2:7; 2 Tim.1:11). Ik wil dan ook in de komende blogs het evangelie naar voren brengen, dat Paulus noemt: “mijn evangelie” (Rom.2:6, 16:25; 2 Tim.2:8).
Maar eerst zullen we bezien wat de overeenkomsten én de verschillen waren in de bediening van Paulus en de Twaalf.