In de gelijkenis van de talenten wordt door een Heer, die op reis gaat, zijn bezit verdeeld onder een drietal slaven. De eerste twee hebben met het talent gewerkt en het bezit verdubbeld. De derde heeft het begraven in de grond en er niets mee gedaan.
19 En na lange tijd kwam de heer van die slaven, en hij vereffende de rekening met hen.
scheiding
De komst van de heer in de gelijkenis, is het moment van het aanbreken van het Koninkrijk over de hele wereld. De huidige aeon wordt dan beëindigd (Matth.24:3) en een nieuw tijdperk breekt aan, de duizend jaar. Verschillende gelijkenissen spreken hiervan. Zo wordt het Koninkrijk voorgesteld als een schuur (Matth.13:30), of als een bruiloft (Matth.22:2), waarin ‘het goede’ verzameld wordt en ‘het kwade’ wordt buitengeworpen (Matth.13:30,42,48; Matth.24:51; 25:11-12).
Later zullen we nog zien dat de Zoon van de mens dan zal zitten op de troon van Zijn heerlijkheid en dat de volkeren voor Hem verzameld worden en ook daar een scheiding plaatsvindt (Matth.25:31-32).
20 En degene, die de vijf talenten in ontvangst nam, kwam naar hem toe, en hij bracht nog vijf talenten, en hij zegt: Heer, vijf talenten droeg jij aan mij over: zie, ik won er vijf talenten bij.
21 En zijn heer zei tegen hem: Goed gedaan, goede en betrouwbare slaaf, over weinig dingen was jij betrouwbaar, over veel dingen zal ik jou aanstellen; kom binnen in de vreugde van jouw heer.
22 En degene, die de twee talenten in ontvangst nam, kwam ook naar hem toe, en hij zei: Heer, twee talenten droeg jij aan mij over; zie, ik won er twee talenten bij.
23 Zijn heer zei tegen hem: Goed gedaan, goede en betrouwbare slaaf, over weinig dingen was jij betrouwbaar, over veel dingen zal ik jou aanstellen; kom binnen in de vreugde van jouw heer.
gelovig
Vers 21 en 23 zijn exact hetzelfde. Hoewel er verschil is in wat aan iemand is toevertrouwd, is het resultaat hetzelfde. Zij worden beiden geprezen, omdat zij goed hebben gedaan. Goed is in dit verband: zij hebben gewaakt (Matth.24:42; 25:13) en verduurt tot het einde.
Deze slaven waren gelovige slaven en dat blijkt uit de werken die voortgekomen zijn uit hun geloof. Hun geloof was niet dood (Jak.2:17), maar levend. Uit de context blijkt ook hier dat God geen prestaties van de mens verwacht. Er wordt van beide slaven gezegd: over weinig was jij betrouwbaar. Als geloof niet weggestopt of ‘dicht gebrand’ wordt (vergelijk 1 Tim.4:2), dan zal het altijd vrucht voortbrengen.
24 Maar ook degene, die het ene talent in ontvangst genomen had, kwam naar hem toe, en hij zei: Heer, ik wist van jou, dat jij een hard mens bent, die oogst, waar jij niet zaait, en die verzamelt van plaatsen, waar jij niet uitstrooit.
25 En ik was bevreesd, en ik ging weg, en ik verborg jouw talent in de grond; zie, jij hebt het jouwe.
26 En zijn heer antwoordde, en hij zei tegen hem: Boze en luie slaaf, jij wist, dat ik oogst, waar ik niet zaai, en dat ik verzamel van plaatsen, waar ik niet uitstrooi.
27 Zo had jij dan mijn zilvergeld bij de bankiers moeten storten, en bij mijn komst zou ik het mijne voor mijzelf ophalen met rente.
ongelovig
De boze en luie slaaf is het tegenovergestelde van de andere slaven, die goed en gelovig (>betrouwbaar) zijn. Hij is slecht en ongelovig (>ontrouw). Deze slaaf heeft niet gewaakt en verduurt tot het einde. De ontrouwe slaaf wordt geconfronteerd met zijn eigen woorden, die door de heer herhaald worden. Als hij ervan overtuigd was dat zijn heer een hard mens is, die oogst waar hij niet zaait en die verzameld waar hij niet uitgestrooid heeft, had hij daarnaar moeten handelen. Hiermee veroordeelt hij zichzelf.
een hard mens?
Dat wil overigens niet zeggen dat de heer een hard mens is, dat is de mening van deze slaaf. Uit het vervolg blijkt wel dat dit niet zo is. De heer zegt dat als de slaaf zijn zilver bij de bank had gebracht, hij het bij zijn komst had kunnen ophalen met rente. Dan was er, hoe weinig ook, toch met het talent gewerkt. Bij de eerste twee slaven vinden we een verdubbeling van de talenten, maar hieruit blijkt dat de heer met de minste groei al tevreden was geweest. Wat slechts telt, is een levend geloof, hoe gering dan ook.