oordeel en gericht (6): die een ieder zal vergelden naar zijn werken

In Romeinen 2 en ook op andere plaatsen spreekt de Schrift ervan dat God een ieder zal vergelden naar zijn werken. Vergelden heeft bij ons een negatieve ondertoon, maar het kan net zo goed positief zijn. Ook de gelovige ontvangt namelijk vergelding, in de vorm van beloning (2 Kor.5:10). Het woord vergelden in Rom.2:6 wordt op andere plaatsen vertaald met teruggeven of betalen en dan heeft het een neutrale, of zelfs positieve betekenis (bijv. in Matth.6:18, 22:21).

In het gedeelte in Romeinen 2 wordt gesproken over het oordeel van God (:2) en de onthulling van het rechtvaardig oordeel van God (:5). God zal een ieder vergelden naar zijn werken, elke mens wordt geoordeeld of beoordeeld. Hierbij wordt de mensheid opgesplitst in twee groepen. De eerste:

Romeinen 2
7 aan hen, die, in het verduren van goede werken, heerlijkheid, eer en onvergankelijkheid zoeken: het aeonische leven.

aeonisch leven
De eerste groep bestaat uit degenen die het evangelie geloven (1:17). Zij ontvangen aeonisch leven. In andere vertalingen wordt dit het eeuwige leven genoemd, dat is het leven van de toekomende eeuw (aeon=tijdperk, zie bijv. Luk.18:30). De tweede groep ontvangt dit leven niet. Van hen wordt gezegd:

Romeinen 2
8 Maar aan hen, die uit eigenbelang, ongehoorzaam zijn aan de waarheid, en overtuigd worden tot de onrechtvaardigheid: toorn en woede.
9 Verdrukking en benauwdheid zal komen op iedere ziel van een mens die het kwade bewerkt, eerst de Jood en ook de Griek.

Zij zijn ongehoorzaam aan de waarheid en overtuigd tot (of: gehoorzaam aan) de onrechtvaardigheidBeiden zijn synoniemen voor ongeloof. Ongelovigen ontvangen geen aeonisch leven. Zij maken de toekomende aeon niet mee, maar delen in het aeonische gevolg van de zonde, zoals het letterlijk staat in Marc.3:29. Deze twee groepen vinden we vaker naast elkaar:

Mattheus 25
46 En dezen zullen heengaan, in de aeonische tuchtiging (of: straf), maar de rechtvaardigen in het aeonische leven.

opvoeding
Degenen die geen aeonisch leven ontvangen in de toekomende aeon, zullen in die aeon niet leven. Dit is tot tuchtiging of straf. (=opvoeding). Nogmaals: dit is een pijnlijk proces voor degene die het ondergaat, maar het is ten goede. God heeft al Zijn schepselen op het oog. Met een “eeuwige verdoemenis” of met “de hel”, zoals dat over het algemeen in het christendom geleerd wordt, heeft het niets te maken. Dat kent de Schrift niet.

2 Thessalonicenzen 1
9 die gerechtigheid zullen incasseren van aeonisch verderf, weg van het aangezicht van de Heer en van de heerlijkheid van Zijn sterkte.

waarheid
De ongelovige wordt geoordeeld. Zij zullen geconfronteerd worden met de waarheid en dat zal verdrukking en benauwdheid bewerken (Rom.2:9). Gedurende de toekomende aeon(en) zullen zij in de (tweede) dood zijn. Daar spreek ook het bekende (en beruchte) oordeel bij de grote witte troon van.

Openbaring 20
11 En ik zag een grote witte troon, en Hem die daarop zit (…)
12 En ik zag de doden, klein en groot, voor God staan. En de boeken werden geopend (…)
En de doden werden geoordeeld (krino) naar wat in de boeken geschreven stond, naar hun werken.
13 En de zee gaf de doden die in haar waren. Ook de dood en het dodenrijk gaven de doden die in hen waren, en zij werden geoordeeld (krino), ieder naar hun werken.
14 En de dood en het dodenrijk werden in meer van het vuur geworpen. Dit is de tweede dood.
15 En als iemand niet bleek ingeschreven te zijn in het boek des levens, werd hij in het meer van het vuur geworpen.

de dood teniet gedaan
Zij die veroordeeld worden voor de grote witte troon, komen terecht in het meer van het vuur, dát is: de tweede dood. Pas aan het einde van de aeonen zal de laatste vijand, de dood worden teniet gedaan. Dan zal de dood buiten werking zijn gesteld en leven en onvergankelijkheid aan het licht gebracht zijn voor elk schepsel (2 Tim.1:10). Allen zullen leven in onvergankelijkheid!

1 Korinthe 15
22 want net zoals in Adam, allen sterven,
zó zullen ook in Christus, allen levend gemaakt worden.
(…)
26 De laatste vijand, de dood, wordt buiten werking gesteld,
27 want Hij onderschikt alles onder zijn voeten. Maar wanneer Hij zegt, dat alles onderschikt is, is het duidelijk dat het uitgezonderd Hem is, die alles aan Hem onderschikt.
28 En wanneer alles aan Hem onderschikt zal worden, dán zal ook de Zoon zèlf onderschikt worden aan Hem, die alles aan Hem onderschikt, opdat God zal zijn: alles in allen.