typologie: illustraties van Gods plan

Wie gelooft in typologie zal moeten erkennen dat God de Plaatser is van alle dingen. Wie gelooft dat de wet en oudtestamentische geschiedenissen een afbeelding zijn van toekomende goede dingen (Hebr.10:1), zal moeten erkennen dat er een plan achter deze dingen zit en dus een Bedenker. Alles wat Abraham, Mozes, Jozef, Simson, David, Daniël en vele anderen overkwam, is hen overkomen, omdat God het zo beschikt heeft. Al deze dingen zijn hen overkomen tot een voorbeeld (Grieks: tupikos = typologisch) en het is opgetekend ter attendering voor ons (1 Kor.10:11).

goed en kwaad
En dat gaat ver, want er zijn toch heel wat zaken die hen zijn overkomen, die wij niet zomaar aan God zouden toeschrijven. Met het goede hebben we niet zo’n moeite, maar hoe zit het met het kwaad? Zo bezocht bijvoorbeeld Simson een hoer (Rich.16:1) en David ging vreemd (2 Sam.11). Job wist heel goed Wie de Beschikker is van alle dingen. Toen hem veel kwaad overkwam en zijn vrouw hem aanspoorde om God vaarwel te zeggen, lezen we:

Job 2
10 Maar hij zeide tot haar: Zoals een zottin spreekt, spreekt ook gij; zouden wij het goede van God aannemen en het kwade niet? In dit alles zondigde Job met zijn lippen niet.

Jozef
Ook Jozef overkwam veel kwaad en onrecht: zijn broers wierpen hem in een kuil, verkochten hem aan handelaren en hielden zijn vader voor dat hij dood was (Gen.37), in het huis van Potifar werd hem onrecht aangedaan en werd hij vals beschuldigd en hij kwam in de gevangenis (Gen.39). Toen later Jozef, inmiddels onderkoning aan het hof van Farao, zich aan zijn broers bekend maakte en hij, hoewel door hen doodgewaand, nog bleek te leven, schrokken zij enorm (Gen.45:3). Maar Jozef zegt:

Genesis 45 (Statenvertaling)
5 Maar nu, weest niet bekommerd, en de toorn ontsteke niet in uw ogen, omdat gij mij hierheen verkocht hebt; want God heeft mij voor uw aangezicht gezonden, tot behoudenis des levens.
(…)
7 Doch God heeft mij voor uw aangezicht henen gezonden, om u een overblijfsel te stellen op de aarde, en om u bij het leven te behouden, door een grote verlossing.
8 Nu dan, gij hebt mij herwaarts niet gezonden, maar God Zelf, Die mij tot Farao’s vader gesteld heeft, en tot een heer over zijn ganse huis, en regeerder in het ganse land van Egypte.

Dat is God als God erkennen: de Beschikker van alle dingen (Rom.1:21)!