Sichem

Plaatsnamen hebben in de bijbel een betekenis. Dat zit niet alleen in de naam, maar ook in andere zaken, zoals bijvoorbeeld bij Jericho, een stad die zeer laag licht (ongeveer 260 meter beneden zeeniveau). Jericho is hiermee een type van deze wereld, ‘diep gezonken’. Of Jeruzalem, de stad van de grote koning (Ps.48:3), de zetel van de koningstroon en hiermee een uitbeelding van het Koninkrijk.

Sichem
Het is altijd aan te raden om te bezien waar een plaatsnaam zoal voorkomt in de Schrift en wat erover gezegd wordt. Vaak wordt dan de betekenis van die plaats wel duidelijk. Dit geldt ook voor de stad Sichem, die we vinden in het oude testament en één keer aangehaald in het nieuwe testament (Hand.7:16). Eenmaal wordt de stad Sichar genoemd (Joh.4:5). Sichem is een uitbeelding van het nieuwe verbond, dat tot stand werd gebracht bij de opstanding van Christus. Aangezien de Geest van het nieuwe verbond al werkzaam is in ons (2 Kor.3:6), is Sichem soms ook een beeld van de ecclesia. Hieronder een aantal voorbeelden van Sichem en wat daar zoal gebeurt en over gezegd wordt.

 

Genesis 12
5 (…) en zij kwamen in het land Kanaän.
6 En Abram trok door dat land heen tot aan de plaats Sichem, tot de eik van More.

Abraham trok vanuit Ur naar het beloofde land. God had hem beloften gedaan en dus ging hij. Zijn aankomst in de plaats Sichem is een beeld van de vervulling van deze beloften, het nieuwe verbond.

 

Genesis 35
1 Daarna zei God tegen Jakob: Sta op, ga naar Bethel en ga daar wonen en maak daar een altaar voor de God Die aan u verschenen is, toen u vluchtte voor uw broer Ezau.
2 Toen zei Jakob tegen zijn huis en tegen allen die bij hem waren: Doe de vreemde goden die in uw midden zijn, van u weg. Reinig u en verwissel uw kleren.
3 Laten wij opstaan en naar Bethel gaan. Ik zal daar een altaar maken voor de God Die mij antwoordde op de dag toen ik in nood was, en Die met mij geweest is op de weg die ik gegaan ben.
4 Toen gaven zij Jakob al de vreemde goden die ze bij zich hadden, en de ringen die ze in de oren droegen. En Jakob verborg ze onder de eik die bij Sichem staat.

Het huis van Jakob (=Israël) ontdoet zich van oude goden, wordt gereinigd en krijgt andere kleren en Jakob maakt een altaar voor God. Allemaal uitbeeldingen van de overgang van oud naar nieuw, van het oude verbond naar het nieuwe verbond. Jakob maakt bij Sichem een einde aan afgoderij door de vreemde goden te begraven onder de eik bij Sichem.

 

Genesis 37
12 Eens gingen zijn (=Jozef) broers weg om het kleinvee van hun vader te hoeden bij Sichem.
13 Toen zei Israël (=Jakob) tegen Jozef: Weiden je broers het vee niet bij Sichem? Ga, ik stuur je naar hen toe. Hij zei tegen hem: Zie, hier ben ik.
14 En hij zei tegen hem: Ga toch en zie de welstand van je broers en de welstand van de kudde en breng verslag aan mij uit. Zo stuurde hij hem het dal van Hebron uit, en hij kwam naar Sichem.
15 Een man trof hem aan, want zie, hij was aan het ronddwalen op het veld, en de man vroeg hem: Wat zoek je?
16 Hij zei: Ik ben op zoek naar mijn broers; vertel mij toch waar zij aan het weiden zijn.
17 Toen zei die man: Zij zijn vanhier opgebroken, want ik hoorde hen zeggen: Laten we naar Dothan gaan. Jozef ging zijn broers achterna en trof hen aan bij Dothan.

Jozef is een type van Christus die zijn broeders, de zonen van Israël, bezocht. Dothan betekent twee bronnen, anderen zeggen dat het hun wetten betekent. In beide gevallen beeld het hetzelfde uit. Het Joodse volk was niet op de plek waar het moest zijn, ze putten uit hun eigen bronnen en regels en zij wilden niet dat deze koning over hen zou zijn (Luk.19:14). Het vervolg is hetzelfde als in het verhaal van Jozef. Ze leveren Hem/hem over aan heidenen, met het plan hem te doden. Het Koninkrijk van Christus wordt gevestigd (Kol.1:13), maar verborgen. Net als Jozef verborgen voor het huis van Jakob koning wordt in het buitenland en pas daarna zich openbaart aan zijn broeders.

 

Jozua 20
1 Verder sprak de HEERE tot Jozua:
2 Spreek tot de Israëlieten en zeg: Wijs voor uzelf de vrijsteden (…)
3 zodat iemand die een doodslag heeft begaan, die iemand zonder opzet, niet met voorbedachten rade, om het leven heeft gebracht, daarheen kan vluchten, opdat ze voor u tot een toevlucht zijn tegen de bloedwreker.
(…)
5 En als de bloedwreker hem achtervolgt, mogen zij hem die de doodslag begaan heeft, niet in zijn hand overleveren, omdat hij zijn naaste niet met voorbedachten rade doodgeslagen heeft, en hem tevoren niet haatte.
(…)
7 Toen zonderden zij af: Kedes in Galilea, in het bergland van Naftali; Sichem, in het bergland van Efraïm; en Kirjath-Arba, dat is Hebron, in het bergland van Juda.

De vrijstad is een toevlucht voor de Israëliet die zonder opzet zijn broeder doodt. Dat is een uitbeelding van het Joodse volk dat in onwetendheid (Hand.3:17) haar Messias doodde. De vrijstad is een beeld van de Gemeente. De Joden, die weliswaar de Messias gedood hadden, konden hun toevlucht nemen tot de vrijstad. In die vrijstad regeerde in de praktijk niet de koning, maar de hogepriester. Sichem was dan ook één van die vrijsteden, gelegen in het gebied van Efraïm, ook een type van de ecclesia.

 

Jozua 24
1 Daarna verzamelde Jozua alle stammen van Israël in Sichem, en hij riep de oudsten van Israël, zijn stamhoofden, zijn rechters en zijn beambten, en zij stelden zich op voor het aangezicht van God.
(…)
25 Zo sloot Jozua op die dag een verbond met het volk en stelde het in Sichem voor hen vast als een verordening en bepaling.

Hier vinden we Jozua die na het ingaan in het beloofde land een verbond uitroept. Het was Mozes die het volk het oude verbond van de wet bezorgde. Hier is het Jozua, die een nieuw verbond uitroept. Zijn naam is Hebreeuws en exact dezelfde als het Griekse Jezus. Dit vindt plaats in Sichem.

 

1 Koningen 12
1 Rehabeam ging naar Sichem, want heel Israël was naar Sichem gekomen om hem koning te maken.
(…)
25 Jerobeam bouwde Sichem uit, in het bergland van Efraïm, en ging daar wonen.

In deze hoofstukken vinden we beschreven hoe de twaalf stammen van Israël worden verdeeld in twee koninkrijken: het zuidelijke twee stammenrijk, met de naam Juda en het noordelijke tien stammenrijk met de benaming Israël of Efraïm. Rehabeam was koning van het twee stammenrijk en Jerobeam werd koning van het tien stammenrijk. Dat komt tot stand in Sichem, in het gebied van Efraïm. Sichem ging van Juda naar Efraïm.

Het tien stammenrijk verdween later in Assyrische ballingschap en verdween onder de natiën, omdat het daarmee werd vermengd en de Israëlitische identiteit verloor. Efraïm is hiermee een uitbeelding van de ecclesia, gelovigen uit de natiën. Sichem is een uitbeelding van hoe redding van het Joodse volk naar de natiën werd gezonden(Hand.28:28).

Dan is er nog die vermelding van Sichar in Johannes 4, in de geschiedenis van de Samaritaanse vrouw. Daarover later meer.