Efraïm

Aan Abraham werd beloofd dat hij tot een grote natie zou worden (Gen.12:2). Deze belofte werd herhaald aan Izak en Jakob. Zij ontvingen het eerstgeboorterecht. Izak was niet de oudste, dat was Ismaël. En ook voor Jacob geldt dit, zijn broer Ezau werd eerder geboren. Wanneer Jacob zonen krijgt, blijkt volgens de beschreven geschiedenissen in Genesis niet zijn oudste zoon Ruben de belangrijkste te zijn, maar Jozef, de (veel) jongere.

Manasse en Efraïm
Jozef krijgt twee zonen: Manasse en Efraïm. Wanneer Jacob, die ook Israël genoemd wordt, weet dat hij gaat sterven, zegent hij niet eerst zijn eigen zonen, maar de zonen van Jozef. Efraïm, die ook niet de oudste is, krijgt de eerstgeboortezegen. Jacob gaat hier voorbij aan “zijn eigen huis” en zegt van Efraïm:

Genesis 48
19 (…) zijn zaad zal een volheid van natiën worden.

Israël terzijde gesteld
Het passeren van het huis van Jacob, is een schitterend type van hoe God het huis van Israël terzijde stelt en via een omweg de zegen naar de natiën gaat. Efraïm blijkt later vele malen in de Schrift een aanduiding te zijn voor het tien stammenrijk. Deze tien stammen werden weggevoerd in Assyrische ballingschap en het grootste deel van hen is daar nooit uit teruggekeerd. Ze hebben zich vermengd met de volkeren, raakten hierdoor hun identiteit kwijt en waren opgegaan in de natiën, geassimileerd.

Toen later via de apostel Paulus redding naar de natiën werd gezonden, kwam het dus via een omweg terecht bij Efraïm! Paulus, de apostel van de natiën, haalt dan ook in Romeinen 11 de woorden aan die Jacob uitspreekt wanneer hij Efraïm de grootste zegen geeft:

Romeinen 11
25 Want ik wil niet, broeders, dat u geen weet hebt van dit geheimenis (opdat u niet wijs zou zijn in eigen oog), dat er voor een deel verharding over Israël is gekomen, totdat de volheid van de natiën zal binnenkomen.