We komen nu bij de volgende drie gelijkenissen in de reeks van acht. Zoals we eerder al zagen, hebben deze drie gelijkenissen een positieve betekenis. Ze spreken van wat God doet. De voorgaande drie gelijkenissen spraken van wat de tegenstander doet.
44 Wederom is het Koninkrijk van de hemelen gelijk aan een schat, die verborgen is in de akker, die een mens vond, en verborg, en in zijn vreugde erover ging hij heen, en hij verkocht alles wat hij had, en hij kocht die akker.
gangbare uitleg
Als men deze gelijkenis uitlegt, past men die over het algemeen toe op zichzelf. De gedachte is dan dat wij die mens zijn, de schat in de akker is Christus en wij zouden alles moeten verkopen om Hem te volgen.
Maar we hebben eerder in Mattheüs 13 gezien dat de mens een uitbeelding is van de Heer zelf (:24,31,37) en dat de akker staat voor de wereld (:38).
schat
Maar waar staat de schat voor in deze gelijkenis? Die is hier een uitbeelding van Israël. De Heer kocht de akker (>wereld), want Hij betaalde de losprijs voor allen (1 Tim.2:6). God gaf Zijn Zoon voor deze wereld, om de wereld te redden (Joh.4:42; 1 Joh.4:14). Maar in deze wereld heeft Hij een volk, dat Hem speciaal ten eigendom is: Israël.
speciaal eigendom
Er zijn verschillende woorden in het OT die vertaald worden met schat, schatkamer, rijkdom(men). Bijzonder in dit geval is het woord segullah (H5459), dat onder andere voorkomt in Exodus 19:5.
Exodus 19
5 En nu, indien jullie zullen luisteren, ja luisteren naar Mijn stem en jullie Mijn verbond in acht nemen, dan zullen jullie voor Mij tot een speciaal bezit (segullah) onder alle volken zijn, want heel de aarde is van Mij.
6 En jullie, jullie zullen voor Mij zijn tot een koninkrijk van priesters en een heilige natie. Dit zijn de woorden die jij zal spreken tot de zonen van Israël.
bezit van de koning
Het woord segullah komt acht keer voor in de Hebreeuwse bijbel. Twee maal gaat het om het speciaal bezit van de koning. Waarvan het één keer spreekt van de schat van koning David (1 Kron.29:3) en één maal van de schat van Salomo (Pred.2:8). De andere zes keren is het een aanduiding voor Israël. Israël is het speciaal bezit van de Zoon van David.
verborgen
De schat wordt verborgen in de akker. Wij denken bij woorden als verbergen en verborgenheid wellicht het eerst aan de brieven van Paulus en aan de ecclesia. De periode waarin wij leven, is de tijd waarover Paulus verborgenheden bekendmaakt (Ef.3:2-3; Kol.1:26-27). Maar deze verborgenheid heeft ook een toepassing op Israël. God heeft in deze tijd Zijn aangezicht voor Israël verborgen.
Deuteronomium 31(HSV)
17 Dan zal Mijn toorn op die dag tegen hen ontbranden. Ik zal hen verlaten en Mijn aangezicht voor hen verbergen, zodat zij opgegeten zullen worden; en veel verschrikkelijke dingen en noden zullen het volk treffen, zodat het op die dag zal zeggen: Hebben deze verschrikkelijke dingen mij niet getroffen omdat mijn God niet in ons midden is?
18 Ik zal Mijn aangezicht op die dag zeker verbergen, vanwege al het kwaad dat het gedaan heeft, want het heeft zich tot andere goden gekeerd.
begraven
Israël werd begraven in de wereld, verstrooid onder de volkeren. In de profetie worden zij voorgesteld als een dal met dorre doodsbeenderen (Ezechiël 37).
De gelijkenissen spreken over de periode dat het Koninkrijk verborgen is en ook Israël is dat eeuwen lang geweest. Maar God heeft Israël altijd ‘bewaard’, als Zijn speciaal bezit.
Sinds 1948 is er weliswaar weer een Joodse staat, maar die is als natie ongelovig. Israël is nog steeds ‘dood’, er is geen geest in hen (Ez.37:8). God zal in de toekomst Israël herstellen en heel het volk brengen in het land. Dit wordt in de profetie voorgesteld als een opkomen uit het graf.
Ezechiël 37 (HSV)
12 Profeteer daarom, en zeg tegen hen: Zo zegt de Heere HEERE: Zie, Ik zal uw graven openen en Ik zal u uit uw graven doen oprijzen, Mijn volk, en Ik zal u brengen in het land van Israël.
13 Dan zult u weten dat Ik de HEERE ben, als Ik uw graven open en als Ik u uit uw graven doe oprijzen, Mijn volk.
Israël, Gods speciaal bezit, zal worden opgegraven. Van de schat in de akker lezen we dit niet meer in de gelijkenis, want de gelijkenissen spreken over de verborgenheden van het Koninkrijk (Matth.13:11) en het oprijzen van Israël uit het graf hoort bij de openbaring van het Koninkrijk.