Mattheüs 24:1-3 drie vragen van de discipelen

We zagen al dat het optreden van de Heer na deze toespraak tot de Schriftgeleerden en Farizeeën in Mattheüs 23 sterk symbolisch van aard is. Hij heeft de leidslieden van het Joodse volk zojuist gezegd dat zij Hem niet meer zouden zien. De Heer trekt Zich daarop terug en gaat uit de tempel, naar de Olijfberg. In vers 3 lezen we dat de discipelen tot Hem kwamen in afzondering. Dit is een uitbeelding van onze tijd waarin het Joodse volk terzijde staat en de Heer een select gezelschap rond Zich verzamelt, aan wie Hij het geheim van Zijn wil bekendmaakt (Ef.1:9; 1 Sam.22:1-2).

eerste perikoop
De toespraak van de Heer tot Zijn discipelen in Mattheüs 24, die nu volgt, is te splitsen in een aantal onderdelen. Het eerste deel van vers 1 t/m 14 betreft een algemene beschrijving tot aan de voleinding van de aeon. De nadruk ligt hierbij op de eindfase van deze aeon.
Het tweede deel betreft vers 15 t/m 30 en geeft een beschrijving van het begin van de grote verdrukking voor Israël, die start met het oprichten van een afgodsbeeld in de heilige plaats, en loopt tot aan het herstel van Israël.

1 En uitgaande ging Jezus weg van de tempel. En zijn leerlingen kwamen naar Hem toe, om Hem de gebouwen van de tempel te laten zien.

46 jaar
De discipelen van Jezus komen tot Hem en wijzen Hem op de gebouwen van de tempel. We weten uit Joh.2:20 dat er maar liefst 46 jaar aan deze tempel was gebouwd. Het is koning Herodes van Judea die verantwoordelijk was voor dit bouwproject. Volgens de geschiedschrijvers was deze tempel één van de bouwkundige hoogstandjes van het Romeinse Rijk.

2 En Jezus zei tegen hen: Zien jullie al deze dingen niet? Amen! Ik zeg tegen jullie, er zal hier absoluut geen steen op steen gelaten worden, die niet weggebroken zal worden.

geen steen op de andere
Wat Jezus hier tot Zijn discipelen zegt, is vervuld in het jaar 70 AD. Toen werd door de Romeinse keizer Titus de stad Jeruzalem en de tempel verwoest en in de as gelegd. Als deze woorden van de Heer letterlijk vervuld zijn (en waarom zouden we daar aan twijfelen?), dan is wat nu de Klaagmuur wordt genoemd, geen overblijfsel van deze tempel.

toekomstige tempel
De tempel is bijna tweeduizend jaar geleden verwoest. In de toekomst zal er weer een tempel gebouwd worden en ook die zal verwoest worden. De vragen die de discipelen stellen in het volgende vers, hebben betrekking op de toekomst en de verwoesting van de tempel krijgt hiermee een dubbele vervulling.

3 En Hij zit op de Olijfberg, en de  leerlingen kwamen tot Hem, in afzondering, en zij zeggen: Zeg ons, wanneer zullen deze dingen zijn, en wat is het teken van jouw aanwezigheid, en van de voleinding van de aeon?

de Olijfberg
De Olijfberg staat symbool voor de wederkomst van de Heer (Zach.14:4) en het is dan ook op deze plek dat de Heer de toespraak houdt waarin Zijn terugkeer centraal staat. De discipelen stellen drie vragen en de Heer beantwoordt deze vragen in het navolgende.

De eerste vraag is: wanneer zullen deze dingen zijn, wanneer zullen Jeruzalem en de tempel verwoest worden? Deze vraag beantwoordt Jezus zonder daarbij natuurlijk het jaartal te noemen, maar Hij vertelt welke gebeurtenissen er rond de verwoesting van stad en tempel zullen plaatsvinden. We kunnen nu weten dat als we deze dingen zien gebeuren, wanneer het zal zijn, omdat we de volgorde en samenhang van de gebeurtenissen kennen.
Zo  spreekt de Heer in vers 15 over het moment dat er een gruwel (>afgodsbeeld) van verwoesting wordt geplaatst in de heilige plaats. Dit moment leidt de grote verdrukking in, die zal uitmonden in de verwoesting van Jeruzalem.

parousia
De tweede vraag is: wat is het teken van jouw aanwezigheid? Het woord dat vertaald is met aanwezigheid wordt in de Statenvertaling en NBG-vertaling vertaald met (toe)komst.

De studiebijbel geeft bij het woord parousia als commentaar dat het een term is die de officiële komst van een koning aanduidt. Het spreekt over een komen met gezag en macht (vergelijk Matth.24:30).

Het gaat over de (weder)komst van de Heer, maar niet slechts over het moment van Zijn aankomst, maar ook over Zijn aanwezigheid erna. Zoals dat ook voor Zijn “eerste komst” geldt, ook daartoe rekenen we vanaf Zijn geboorte tot aan Zijn hemelvaart.

einde van de wereld?
De derde en laatste vraag roept de meeste problemen op, omdat vrijwel alle gangbare vertalingen hier hebben: het einde van de wereld. Maar dat staat er niet. Het betreft het einde van de aeon. Elders wordt dit woord vertaald met eeuw, in de zin van een tijdperk.

Ik kan geen voorbeeld bedenken van een woord dat slechter vertaald is en inconsequenter dan dit Griekse woord aion. En juist bij dit woord heeft het grote gevolgen. Aion wordt vertaald met eeuw, maar ook met eeuwigheid. Een tijdperk en een tijdloos begrip dus en dat is tegenstrijdig en onmogelijk. Een noodlottige fout, omdat bijvoorbeeld een tijdelijk oordeel van God nu wordt gelezen als een eindeloos oordeel, waarmee het evangelie geen evangelie (>goed bericht) meer is. Maar ook de weergave van aion met wereld is een foute vertaling. Voor het begrip wereld is er een ander Grieks woord: kosmos.

tijdperk
Een aeon is een tijdperk en wij leven momenteel in de boze aeon (Gal.1:4). Dit tijdperk wordt beheerst door Satan, de god van deze aeon (2 Kor.4:4). In de toekomende aeon (Marc.10:30; Luk.18:30), zal Satan duizend jaar gebonden zijn en de volkeren niet meer tot dwaling kunnen brengen (Opb.20:2-3). Daarom noemt men dit tijdperk van de duizend jaar ook wel: het duizendjarig vrederijk. Mattheüs 24 beschrijft de overgang van deze boze aeon naar de toekomende aeon.