Het evangelie van het Koninkrijk zal in de hele wereld worden verkondigd. En iedereen zal het horen want het is tot getuigenis voor alle natiën (:14). God selecteert hiervoor een groep van 144.00 Israëlieten uit alle 12 stammen van Israël. Dit vinden we beschreven bij het zevende zegel.
Openbaring 7
1 En daarna zag ik vier boodschappers, die op de vier hoeken van de aarde staan (…)
2 En ik zag een andere boodschapper, (…) en hij roept met een luide stem tot de vier boodschappers, aan wie het werd gegeven het land en de zee te beschadigen,
3 en hij zegt: Breng geen schade toe aan het land en aan de zee, en ook niet aan de bomen, totdat wij de slaven van onze God aan hun voorhoofd zullen verzegelen.
4 En ik hoor het getal van hen, die verzegeld zijn: honderdvierenveertigduizend, die verzegeld zijn, uit elke stam van de zonen van Israël.
de 144.000
Deze 144.000 Israëlieten worden uitgekozen uit een gelovig Israël en de wereld ingestuurd om het evangelie van het Koninkrijk te proclameren. In deze turbulente periode, die de dag van toorn (Opb.6:17) of de dag van wraak (Jes.61:1-2; Jer.46:10) wordt genoemd, komen Gods oordelen over de natiën. In Openbaring worden deze gerichten voorgesteld door zeven bazuinen (Opb. 8:6 -9:21; Opb. 11:15-11:19). Voordat deze oordelen schade zullen aanbrengen, worden de 144.00 verzegeld en zijn zij beschermd tegen deze gerichten.
In Mattheüs 24:14 wordt slechts genoemd dat het evangelie van het Koninkrijk in de gehele bewoonde wereld geproclameerd zal worden, maar niet door wie. Later, in Mattheüs 24:31 wordt dit uitgebreider besproken en zullen we nog terugkomen op de 144.000.
het zesde zegel
De opmerkelijke lezer zal in de gaten hebben dat in deze uiteenzetting het zesde zegel is overgeslagen. Bij het zesde zegel vindt er een aardbeving plaats en grote tekenen aan de hemel. Nu is er in Mattheüs 24:7 ook sprake van aardbevingen (meervoud), maar ik ben van menig dat het niet de aardbeving van Opb.6:12 betreft, want die wordt heel specifiek genoemd: een grote aardbeving.
Openbaring 6
12 En ik zag, wanneer Hij het zesde zegel opent: en er werd een grote aardbeving, en de zon werd zwart als een haren zak, en de gehele maan werd als bloed.
13 En de sterren van de hemel vallen op de aarde, zoals een vijgenboom haar onrijpe vijgen afwerpt, wanneer zij door een harde wind geschud wordt.
Toch vinden we de tekenen van het zesde zegel ook genoemd in Mattheüs 24, maar pas later, in vers 29.
29 En onmiddellijk na de verdrukking van die dagen, zal de zon verduisterd worden, en de maan zal haar lichtschijnsel niet geven, en de sterren zullen van de hemel vallen, en de machten van de hemelen zullen geschud worden.
Dit is een belangrijk vers, omdat we hier weer een tijdsaanduiding vinden: onmiddellijk na de verdrukking van die dagen. Zo weten we dat het zesde zegel het einde markeert van de grote verdrukking. Daarover natuurlijk later meer.
Wat nu volgt vanaf Mattheüs 24:15 is de tweede perikoop, waarbij de Heer in Zijn toespraak gedetailleerder ingaat op de periode van de aanvang van de grote verdrukking tot aan het herstel van Israël (vers 15-30).