Ezau gehaat?

Van iemand die een studie had beluisterd, waarin ik een gedeelte besprak uit Romeinen 9, kreeg ik een vraag. De passage die ik aanhaalde, handelt over Gods uitverkiezing van Jakob. Nog voordat de twee broers, Jakob en Ezau, geboren waren en iets goeds of kwaads hadden gedaan, had God Zijn keuze gemaakt. Niet op basis van het handelen van beide, maar uit het voornemen van God. Eerst het vers waarover het gaat:

Romeinen 9
13 Zoals geschreven staat: Jakob heb Ik liefgehad en Ezau heb Ik gehaat.

In de studie vertelde ik dat er onder haat verstaan moet worden: op de tweede plaats zetten, achterstellen. Dit heb ik verder niet al te zeer toegelicht en iemand vroeg me: hoe zit dat met de betekenis van het woord haat?

In ons taalgebruik heeft haat een bijklank van vijandschap, rancune of wrok. En in de bijbel vinden we het woord ook zeker in die betekenis. Denk bijvoorbeeld aan de broers van Jozef, die hem hartgrondig haatten (Gen.37:4-8). Maar de vraag is natuurlijk of het woord alleen in deze betekenis voorkomt, of dat het een bredere betekenis heeft in het gebruik in de Schrift.

Het zou natuurlijk niet kloppen als de Schrift op de ene plaats zegt: “hebt uw vijanden lief, doet goed aan degenen die jullie haten” (Luk.6:27) en dat elders gezegd zou worden dat God mensen haat. Ik geloof dan ook dat de betekenis van het woord haten in de Schrift veel breder is en inderdaad begrippen als achterstellen, minachten/ minder achten en terzijde stellen, insluit. Hieronder een aantal Schriftplaatsen die dit aantonen, waarvan de opsomming allerminst compleet is. Omdat het citaat uit Rom.9:14 een aanhaling is uit Mal.1:2, hebben we zowel het Hebreeuwse woord, als het Griekse woord waarvan we de betekenis kunnen bezien.

Genesis 29
30 Hij kwam ook bij Rachel en ook had hij Rachel meer lief dan Lea (…)
31 Toen de HEERE zag dat Lea minder geliefd (lett: gehaat) was,  opende Hij haar baarmoeder; Rachel daarentegen was onvruchtbaar.

 

Gehaat is in dit vers dus het minder lief hebben door Jakob van Lea ten opzichte van Rachel.

 

Deuteronomium 21
15 Wanneer een man twee vrouwen heeft, de een geliefd en de ander minder geliefd (lett: gehaat),  en zowel de geliefde als de minder geliefde (lett: gehate) baren zonen bij hem, en de eerstgeboren zoon is van de minder geliefde (lett: gehate)…..

 

Mattheus 6
24 Niemand kan twee heren dienen, want of hij zal de één haten en de ander liefhebben, of hij zal zich aan de één hechten en de ander minachten. U kunt niet God dienen en de mammon.

Het tweede gedeelte van de zin, legt het eerste gedeelte uit. Aan de één hechten komt overeen met de ander liefhebben en de één haten komt overeen met de ander minachten (=minder achten).

Lukas 14
26 Indien iemand tot Mij komt, en niet haat zijn vader en moeder en vrouw en kinderen en broers en zusters, ja zelfs zijn eigen ziel, die kan mijn leerling niet zijn (vergelijk Ex.20:12: “eert uw vader en uw moeder”).

God haat Ezau niet in de zin van dat Hij vijandig zou staan ten opzichte van hem. God is geen vijand van welk mens dan ook. Hij doet juist alle vijandschap teniet (Kol.1:20). God gaf Jakob de eerstgeboorte zegen, maar ook Ezau werd gezegend (Gen.37:39-40). En Ezau wist dat, want hij legt er getuigenis van af aan zijn broer, wanneer de twee zich na jaren verzoenen:

Genesis 33
9 En Ezau zei: Ik heb veel, mijn broer. Laat wat van jou is, van jou zijn.