In de vorige blog hebben we met name gekeken naar het moment waarop de 144.000 geïntroduceerd worden. Dat is ná de grote verdrukking. Maar wie zijn zij? Over hun identiteit hoeven we niet te gissen. Zij worden genomen uit de twaalf stammen van Israël: twaalf maal twaalfduizend verzegelden. Het getal twaalf, dat natuurlijk alles te maken heeft met Israël valt op.
Openbaring 7
4 En ik hoor het getal van hen, die verzegeld zijn: honderdvierenveertigduizend, die verzegeld zijn, uit elke stam van de zonen van Israël.
5 Uit de stam Juda twaalfduizend, die verzegeld zijn; uit de stam Ruben twaalfduizend; uit de stam Gad twaalfduizend;
6 uit de stam Aser twaalfduizend; uit de stam Naftali twaalfduizend; uit de stam Manasse twaalfduizend;
7 uit de stam Simeon twaalfduizend; uit de stam Levi twaalfduizend; uit de stam Issaschar twaalfduizend;
8 uit de stam Zebulon twaalfduizend; uit de stam Jozef twaalfuizend; uit de stam Benjamin twaalfduizend, die verzegeld zijn.
een gelovig Israël
In de grote verdrukking zal het grootste deel van het volk Israël dat zich in het land bevindt, omkomen (Zach.13:8). Het deel dat overblijft, zal de naam van JAHWEH aanroepen (Zach.13:9). Ook de profeet Joël spreekt hierover. Dezelfde tekenen aan de hemel worden genoemd, als waarover we lezen in Opb.6:12 en Matth.24:29.
Joël 2
31 De zon zal veranderd worden tot duisternis, en de maan tot bloed, voordat de grote en gevreesde dag van JAHWEH komt.
32 En het zal zijn, dat ieder die de naam van JAHWEH aanroept, zal ontsnappen, want op de berg Sion en in Jeruzalem zal ontkoming zijn, zoals JAHWEH zegt, en onder de overlevenden, die JAHWEH roept.
de naam van JAHWEH aanroepen
Eerst lezen we over de tekenen aan de hemel die we ook zagen bij het zesde zegel in Opb.6:12 en waarvan de Heer zei dat het zal zijn onmiddellijk na de verdrukking van die dagen (Matth.24:29). Dan lezen we vervolgens dat het overblijfsel de naam van JAHWEH zal aanroepen en zal ontkomen.
Zijn wederkomst voor Israël
Hoe dit gebeurt, en waaraan zij zullen ontsnappen, lezen we in Zacharia 14. Hier wordt het tijdstip beschreven dat alle natiën zich ten strijde verzameld hebben tegen Jeruzalem en de stad veroverd en geplunderd zal worden (Zach.14:1). Maar God zelf zal zich tegen de natiën keren (Zach.14:3), omdat het volk in hun uiterste nood de naam van JAHWEH aanroept. Dan zal Degene, die het beeld is van de onzienlijke God, verschijnen.
Zacharia 14
4 En zijn voeten zullen in die dag staan op de Olijfberg, die op het gezicht van Jeruzalem ligt, aan de oostzijde. En de Olijfberg zal middendoor worden gespleten, oostwaarts en westwaarts, tot een zeer groot dal. En de ene helft van de berg zal noordwaarts wijken, en de andere helft zuidwaarts.
5 En jullie zullen vluchten in het dal van mijn bergen. (…) En jullie zullen vluchten, zoals jullie vluchtten voor de aardbeving in de dagen van Uzzia (…)
de Olijfberg gespleten
Bij deze gebeurtenis zal de Olijfberg splijten, zodat het overblijfsel dat de naam van JAHWEH aanroept, kan ontkomen. Een ware aardbeving dus, waar ook in vers 5 aan wordt gerefereerd. Merk op dat ook in Opb.6:12, bij het zesde zegel, een grote aardbeving wordt genoemd.
een gelovig Israël
Het uiteindelijke overblijfsel van het volk, een derde deel (Zach.13:8), zal een gelovig Israël zijn. God zal zeggen: het is Mijn volk en het volk zal zeggen: JAHWEH is mijn God (Zach.13:9). Israël was immers voor een tijd Lo-Ammi (=niet Mijn volk) en God zou weer tot haar zeggen: Ammi (=Mijn volk), zoals voorzegd door de profeet Hosea (2:22).
waarom verzegeld?
Uit dit gelovig Israël worden de 144.000 geselecteerd, uit elke stam twaalfduizend (Opb.7:5-8). Maar waarom worden zij verzegeld? Dit lezen we in de eerste verzen van Openbaring 7, waar de 144.000 geïntroduceerd worden.
Openbaring 7
1 En daarna zag ik vier boodschappers, die op de vier hoeken van de aarde staan, die de vier winden van de aarde vasthouden, opdat er geen wind zal waaien over de aarde, of over de zee, of over enige boom.
2 En ik zag een andere boodschapper, die opkomt van de opgang van de zon, die het zegel van de levende God heeft; en hij roept met een luide stem tot de vier boodschappers, aan wie het werd gegeven het land en de zee te beschadigen,
3 en hij zegt: Breng geen schade toe aan het land en aan de zee, en ook niet aan de bomen, totdat wij de slaven van onze God aan hun voorhoofd zullen verzegelen.
4 En ik hoor het getal van hen, die verzegeld zijn: honderdvierenveertigduizend, die verzegeld zijn (…)
bescherming
Er staan vier boodschappers (Grieks: aggelos, > engelen) die de vier winden van de aarde vasthouden, opdat er geen wind zal waaien over de aarde, of over de zee, of over enige boom (:1). En vervolgens dat er geen schade toegebracht zal worden aan het land en aan de zee en aan de bomen, totdat de 144.000 verzegeld zijn (:3-4). De verzegeling geeft de 144.000 bescherming voor de oordelen die nog over deze aarde zullen komen.
de grote dag van hun toorn
Na het zesde zegel (7:1) is de grote verdrukking voor Israël voorbij, worden de 144.000 verzegeld en volgt het zevende zegel dat een intermezzo inhoudt, een stilte (8:1). Spoedig daarop volgen de zeven bazuinen met oordelen die over de volkeren zullen komen. De periode van oordelen die over de rest van de aarde komen, zullen dan losbarsten, zoals in het vervolg beschreven. Na het zesde zegel werd immers gezegd: ...want de grote dag van hun toorn is gekomen (Opb.6:17).
Maar wat is de taak van de 144.000? Daarover meer in een volgende blog.