Genesis 50:1-14 de begrafenis van Jakob

In de laatste verzen van het vorige hoofdstuk zagen we hoe Jakob, wanneer hij weet dat hij gaat sterven, zijn geloof toont door instructie te geven dat hij begraven wil worden in het land dat God aan hem en Zijn vaderen beloofd had. In de nu volgende verzen worden Jakobs instructies uitgevoerd en hier wordt uitgebreid verslag van gedaan. Het beslaat de helft van het laatste hoofdstuk van Genesis.

Genesis 50
1 Toen viel Jozef op zijn vaders aangezicht en hij huilt over hem en hij kust hem.
2 En Jozef geeft zijn dienaren, de geneesheren, instructie om zijn vader te balsemen. En de geneesheren balsemen Israël.
3 En zij vervullen voor hem veertig dagen, want zo vervullen zij de dagen van de balsemingen. En de Egyptenaren beweenden hem zeventig dagen.
4 En de dagen van de weeklacht over hem gaan voorbij, en Jozef spreekt tot het huis van Farao, zeggend: Indien ik, alsjeblieft, genade in jullie ogen gevonden heb, spreekt dan, alsjeblieft, in de oren van Farao, zeggend:
5 Mijn vader heeft mij doen zweren, zeggend: Zie, ik ga sterven. In mijn graf, dat ik voor mijzelf in het land van Kanaän gegraven heb, daar moet jij mij begraven. En nu, laat mij opgaan, alsjeblieft, en laat mij mijn vader begraven, en dan zal ik terugkeren.
6 En Farao zegt: Ga op, en begraaf jouw vader, zoals hij jou heeft doen zweren.
7 En Jozef gaat op om zijn vader te begraven, en met hem gaan alle dienaren van Farao op, de oudsten van zijn huishouden, en al de oudsten van het land van Egypte,
8 en het gehele huis van Jozef, en zijn broers en het huis van zijn vader. Maar hun kinderen, en hun kleinvee en hun grootvee lieten zij in het land van Gosen achter.
9 En zowel strijdwagens als ruiters gaan met hem op, en het legerkamp is uitermate groot.
10 En zij komen tot aan de dorsvloer van Atad, aan de overkant van de Jordaan, en zij rouwklagen daar een grote en uitermate zware rouwklacht, en hij doet tot zijn vader zeven dagen van rouw.
11 En de inwoner van het land, de Kanaäniet, ziet de rouw op de dorsvloer van Atad, en zij zeggen: Dit is een zware rouw voor de Egyptenaren. Vanwege dit noemt men haar naam: Abel-Mizraïm, dat aan de overkant van de Jordaan ligt.
12 En zijn zonen doen met hem zó, zoals hij hen instructie gegeven had.
13 En zijn zonen dragen hem naar het land van Kanaän, en zij begraven hem in de grot van het veld van de Machpela, het veld, tegenover Mamre, dat Abraham tot een grondbezit van een graf had gekocht van de Efron, de Hethiet.
14 En Jozef keert terug naar Egypte, nadat hij zijn vader begraven had, hij en zijn broers en allen, die met hem opgegaan waren om zijn vader te begraven.

het huis van Jakob en het huis van Jozef
Het is een hele stoet die naar het land Kanaän vertrekt om Jakob te begraven. Heel het huis van Jakob en Jozef met heel zijn huis en hofhouding trekken op naar Kanaän. In de toekomst zal het huis van Israël verzameld worden buiten het land en vandaar optrekken naar het land Israël. Zij zullen geleid worden door de Messias, de ware Jozef. Heel het huis van Jozef is ook aanwezig bij deze optocht. Daar herkennen we onszelf in, de ecclesia is een geestelijk huis (1 Kor.6:19; 2 Kor.6:16; Ef.2:21-2120). Vanaf het moment dat wij Hem tegemoet gaan in de lucht, zullen wij altijd samen met de Heer zijn (1 Thess.4:17).