Wie zijn de 144.000 die genoemd worden in Openbaring? Het antwoord op die vraag zou niet moeilijk moeten zijn. Het getal 144.000 wordt slechts drie keer genoemd in de Schrift en alle keren in het laatste bijbelboek. Alle drie de keren heeft het betrekking op de groep van dé 144.000 (Opb.7:4; 14:1,3).
Toch zijn er veel misverstanden over wie zij zijn, de bekendste is natuurlijk die van de Jehova’s Getuigen. Maar daarnaast weet men zich vaak ook geen raad met deze groep. En als men wel een idee heeft, wordt hun optreden vaak chronologisch verkeerd geplaatst, zodat de onduidelijkheid blijft. Toch meen ik dat het niet moeilijk is om de 144.000 en de tijd waarin zij optreden te identificeren binnen de samenhang van de gebeurtenissen waarin ze genoemd worden.
tijdstip
Het is belangrijk te duiden wanneer de 144.000 op het toneel verschijnen. En dat is niet moeilijk, omdat het gedeelte waarin de 144.000 geïntroduceerd worden, een chronologische aanwijzing bevat.
Openbaring 7
1 En daarna zag ik vier boodschappers, die op de vier hoeken van de aarde staan, die de vier winden van de aarde vasthouden, opdat er geen wind zal waaien over de aarde, of over de zee, of over enige boom.
2 En ik zag een andere boodschapper, die opkomt van de opgang van de zon, die het zegel van de levende God heeft; en hij roept met een luide stem tot de vier boodschappers, aan wie het werd gegeven het land en de zee te beschadigen,
3 en hij zegt: Breng geen schade toe aan het land en aan de zee, en ook niet aan de bomen, totdat wij de slaven van onze God aan hun voorhoofd zullen verzegelen.
4 En ik hoor het getal van hen, die verzegeld zijn: honderdvierenveertigduizend, die verzegeld zijn (…)
tijdsaanduiding
En daarna, of na dezen, zegt Opb.7:1. Dat is ná de opening van het zesde zegel (Opb.7:12) en vóór de opening van het zevende zegel (Opb.8:1), dat een stilte of pauze betreft. Deze pauze gaat vooraf aan de zeven bazuinen, die de zeven zegels opvolgen. Het zesde zegel markeert een opvallend tijdstip, dat we vaak vinden beschreven in de profetie.
Openbaring 6
12 En ik zag, wanneer Hij het zesde zegel opent: en er werd een grote aardbeving, en de zon werd zwart als een haren zak, en de gehele maan werd als bloed.
13 En de sterren van de hemel vallen op de aarde, zoals een vijgenboom haar onrijpe vijgen afwerpt, wanneer zij door een harde wind geschud wordt.
wanneer?
Bij het zesde zegel vindt er een grote aardbeving plaats, de verduistering van zon en maan en andere tekenen aan de hemel. Ook Jezus sprak in Zijn “rede over de laatste dingen” over deze gebeurtenis en zegt erbij wanneer dit zal zijn.
Mattheüs 24
29 En onmiddellijk na de verdrukking van die dagen, zal de zon duister gemaakt worden, en de maan zal haar lichtschijnsel niet geven, en de sterren zullen van de hemel vallen, en de machten van de hemelen zullen geschud worden.
onmiddellijk na de verdrukking
Deze tekenen aan de hemel vinden plaats onmiddellijk na de verdrukking van die dagen. Eerder wees de Heer erop dat dit de grote verdrukking betreft (Matth.24:21). Het zesde zegel markeert het einde van de grote verdrukking en dat is het moment dat de 144.000 verzegeld worden.
Israël
De zeven zegels hebben betrekking op Israël. Deze zegels zijn een verzegeling van een boekrol (Opb.8:1) met de eigendomsakte van het land Israël (vgl. Jer.32:8-14). De vraag wordt opgeworpen, Wie er waardig is de boekrol te openen, en haar zegels te verbreken (Opb.5:2)? Wie is de rechtmatige eigenaar?
Er is er maar Eén die het recht op lossing heeft (Jer.32:8) en dat is de Leeuw uit de stam van Juda, de wortel van David (Opb.5:4). Even verder wordt Hij nog nader beschreven als het Lam, staande als geslacht (Opb.5:6).
Christus Jezus
Het is Christus Jezus, de Zoon van God, die Zichzelf heeft overgegeven om te sterven en door Zijn Vader opgewekt te worden en zo de losprijs voor allen betaalde (1 Tim.2:6). Hier spreekt het specifiek van de loskoping van Israël, zij zouden zijn tot een koninklijk priesterdom (Opb.5:9-10; Ex.19:6).
de zegels
Het Lam opent de zegels van de boekrol (Opb.6:1,3,5,7,9,12; 8:1). Het eerste zegel brengt een ruiter op een wit paard, die een schijnvrede of tijdelijke vrede brengt. Deze vrede is vals, want het wordt weggenomen door het volgende paard. Vergelijk ook met 1 Thess.5:3, waar staat: En wanneer zij zullen zeggen: vrede en zekerheid, dán onverwachts, overkomt hen een totaal verderf.
de ruiters
Dit rode paard neemt de vrede weg en brengt oorlog (Opb.6:4), vervolgens verschijnt er een zwart paard dat staat voor hongersnood (Opb.6:5) en het laatste groene paard brengt dood en verderf (Opb.6:8). Het eerste witte paard doet denken aan de Messias, die ook zal verschijnen op een wit paard (Opb.19:11). Maar hij is een valse Messias, want deze ruiter lijkt een vrede te brengen, die geen echte vrede is, omdat het uitmondt in verderf. De andere paarden symboliseren dan ook de grote verdrukking die over Israël komt, na een periode waarin men zal zeggen: vrede en zekerheid (1 Thess.5:3).
de grote dag van hun toorn
Het is ná deze periode van de grote verdrukking dat de 144.000 verzegeld worden. Daarna volgt een periode die wordt genoemd de grote dag van Hun toorn, verwijzend naar de toorn van God en het Lam (Opb.6:17). Deze periode wordt gesymboliseerd en beschreven als zeven bazuinen. Dát is dan ook de periode waarvóór de 144.000 verzegeld worden. Daarover meer in een volgende blog.