Nadat hun oogst is platgebrand door de list van Simson met de vossen, zijn de Filistijnen op zoek naar de schuldige. Blijkbaar was makkelijk te achterhalen dat Simson dit gedaan had. Hij had immers ook aangekondigd dat hij de Filistijnen kwaad zou aandoen (:3).
Richteren 15
6 En de Filistijnen zeiden: Wie heeft dit gedaan? En zij zeiden: Simson, de schoonzoon van de Thimniet, want deze nam zijn vrouw en hij gaf haar aan zijn metgezel. En de Filistijnen gingen op en zij verbrandden haar en haar vader in het vuur.
7 En Simson zei tot hen: als jullie doen als dit, zal ik mijzelf veel meer wreken op jullie. En daarna zal ik ophouden.
8 En hij sloeg hen neer, been over dij, een grote slag. En hij daalde af en hij woonde op de hoogte van de rots van Etam.
verwoest en verbrand
De oogst is verbrand en de Filistijnen koelen hun woede op de vrouw en haar vader door hen te verbranden met vuur. Het beeldt uit dat het nieuwe verbond niet tot stand kwam en hoe Jeruzalem en de tempel opgingen in vlammen in het jaar 70 na Chr. Deze verwoesting vinden we dan ook aangekondigd door de schrijvers van het nieuwe testament (Hebr.10:27; 2 Petr.2:1-9).
een grote slag
Simson neemt wraak op de Filistijnen en sloeg hen neer, been over dij, staat er letterlijk. Wat er precies mee bedoeld wordt, weet ik niet. De vertalingen lopen hier ook nogal uiteen. De NBG heeft meer een uitleg, als ze weergeeft met: hij sloeg hun de ruggengraat stuk. De Herziene Statenvertaling ook: sloeg hun…. de botten stuk. De Statenvertaling heeft: den schenkel en de heup. In ieder geval was het een grote slag.
Etam
Men zegt dat Etam de betekenis heeft van: plaats van een roofdier. Het woord is afgeleid van een woord dat havik of roofvogel betekent en omdat bepaalde roofvogels nestelen op overhangende rotsen, is het dan de rots Etam. Hoe dan ook, Simson trekt zich terug op een hoge plaats, nadat de vrouw en haar huis geoordeeld zijn. Het is een illustratie van de Heer, die gezet werd aan Gods rechterhand in de hemel en zich terugtrok en verborg. Zoals Simson al eerder terugkeerde naar het huis van zijn vader (14:19). We zien keer op keer dezelfde zaken geïllustreerd in deze geschiedenissen, vanuit een ander perspectief.
de rots
De rots is in de Schrift altijd een uitbeelding van Christus. Een rots die vaste grond onder de voeten geeft (2 Sam.22:3), een rots die ons plaatst in de hoogte en overzicht geeft (Rich.15:8), het steentje dat de grote tegenstander versloeg (1 Sam.17:4), de steen waarop Jakob zijn hoofd neerlegde om te rusten (Gen.28:11), de steen die van de berg afkwam, het beeld van Nebukadnezar verpulverde en de hele aarde vulde (Dan.2:44-45), of de spelonk van Adullam waar David en zijn manschappen verbleven (1 Sam.22:1-2), alles spreekt van dé Rots: de Christus (1 Kor.10:4).