In het vierde en laatste hoofdstuk van Jona staat beschreven hoe Jona buiten de stad Ninevé ging afwachten wat er zou gebeuren. Ook hier vinden we op een wonderlijke manier Gods handelen met Israël getekend. Jona maakt eerst een hut, om zich te beschermen tegen de zon:
Jona 4
5 Toen verliet Jona de stad en ging ten oosten van de stad zitten. Hij maakte daar voor zichzelf een hut en ging daaronder in de schaduw zitten, tot hij zou zien wat er met de stad gebeurde.
hut
Jona maakt een hut. De Statenvertaling en Herziene Statenvertaling vertalen respectievelijk met verdek en afdak. Dat is niet zo letterlijk vertaald, maar het beeld wel goed uit waar het van spreekt. Om zich te beschermen tegen de brandende zon, die Gods toorn voorstelt, bedekt Jona zich. Een uitbeelding van Israël onder de wet, die een bedekking is (2 Kor.3:6). Het meervoud van het Hebreeuwse woord dat hier vertaald is met hut, is sukkoth. Dat kennen we van het feest van sukkoth (=Loofhuttenfeest), een instelling onder de wet. Door deze bedekking van de hut kan Jona in de schaduw zitten. De wet wordt een schaduw genoemd (Hebr.10:1)
wonderboom
God beschikt vervolgens een wonderboom, om hem te redden van het kwaad staat er dan letterlijk (:6). Dat verbaast nogal, maar blijkbaar zat Jona toch niet zo goed onder zijn hut, hoewel je daar niets van leest. Jona verheugt zich over de wonderboom met grote vreugde. Dat is, als je het mij vraagt, een uitbeelding van Israël dat de Messias ontving en zo onder het nieuwe verbond zou leven.
worm
Maar God beschikt dan een worm, die zorgt dat de wonderboom verdroogt en doodgaat. Er is iets bijzonders met die worm. In de eerste plaats identificeert Jezus zich met deze worm. In Psalm 22 vinden we diverse verwijzingen naar Jezus’ woorden aan het kruis en de gebeurtenissen daaromheen. Dat zijn handen werden doorboord, zijn klederen werden verloot, men de spot met Hem dreef, enz. Al meer dan duizend jaar van tevoren werden deze woorden door David opgetekend. Ze zijn profetisch en gaan over de Zoon van David (Hand.2:31). Ook deze woorden uit de Psalm spreken over Christus:
Psalm 22
6 Maar ik ben een worm en geen man, een smaad voor de mensen en veracht door het volk.
Het woord dat in Psalm 22 vertaald wordt met worm, is het Hebreeuwse thola. Dit woord wordt op andere plaatsen ook vertaald met scharlaken of karmozijn. Dat is de verf of kleurstof die van de scharlaken worm wordt gemaakt. Een heel bekende Schriftplaats waar we dit woord in dit verband vinden, is:
Jesaja 1
18 Al waren uw zonden als scharlaken, ze zullen wit worden als sneeuw;
al waren ze rood als karmozijn, ze zullen worden als witte wol.
Het vrouwtje van deze scharlaken worm (Latijnse naam: coccus ilicis), doet iets bijzonders als de tijd gekomen is om haar jongen voort te brengen:
- Ze hecht zich vast aan een boom (een hout).
- Dat doet zo op een dusdanige manier dat ze nooit meer kan loskomen.
- Ze legt de eitjes onder haar lichaam, zodat ze beschermd worden door de moeder.
- De larven die uit de eitjes komen, voeden zich met het lichaam van de moeder.
- De moeder sterft en scheidt een rode vloeistof uit, die scharlaken wordt genoemd. Deze karmozijnen vloeistof kleurt de stam van de boom en de jonge larven en blijft altijd zichtbaar.
- Drie dagen na haar dood, ondergaat ze een metamorfose. Ze wordt namelijk helemaal wit en valt van de boomstam.
Deze worm is een schitterend type van de kruisiging, de dood en opstanding van Christus, waardoor Hij leven geeft aan Zijn schepping. Hij stierf vrijwillig aan een kruis en het bloed van Christus verliest nooit aan kracht. Drie dagen later wekte God Hem op uit de dood, als garantie van leven voor elk mens.
wonderboom
Het is deze worm, die een type is van Christus, die ervoor zorgt dat Jona’s wonderboom verdort. Het Joodse volk kruisigde de Messias. Hij stond echter op uit de dood en hiermee kwam het nieuwe verbond tot stand. Echter, zij verwierpen de Messias, waardoor het nieuwe verbond niet met Israël gesloten werd. De beeldspraak van verdord zijn, komt nogal eens voor in de Schrift met betrekking tot de huidige situatie van Israël: afgesneden en dood (Ez.37:11, Matth.12:10, Marc.11:20)
Dat het verdorren van de wonderboom een uitbeelding is dat Israël terzijde zou worden gesteld en redding naar de natiën zou gaan, bevestigt ook het slot van Jona:
Jona 4
10 Daarop zei YAHWEH: jij ontziet de wonderboom, waarvoor je niet gezwoegd hebt en die je niet hebt laten groeien, die in één nacht ontstond en in één nacht verging.
11 Zou Ik dan geen medelijden hebben met die grote stad Ninevé, waarin meer dan honderdtwintigduizend mensen zijn die het verschil tussen hun rechter- en hun linkerhand niet weten, en daarbij veel vee?
Op bedekte wijze zegt God hier dat het verdorren van de wonderboom (Israël) alles te maken heeft met zijn medelijden (ontferming: Rom.11:30-32). Er is immers meer dan de honderdtwintigduizend (de 12 = Israël) en zij weten het verschil niet tussen hun rechter- en linkerhand (=goed en kwaad=wet).
Zo eindigt het boek Jona met een vraag. Voor velen is het ook een vraag waarom God Israël terzijde heeft gesteld. Deze vraag wordt later beantwoord door de apostel Paulus. Eerst was Ninevé (de heidenen) ongehoorzaam, nu is Israël ongehoorzaam.
Romeinen 11
32 Want God heeft allen in ongehoorzaamheid opgesloten om Zich over allen te ontfermen.
Maar wie gelooft dat nog? Wanneer je dit naar voren brengt, reageren de meesten net als Jona…