Mattheüs 23:36-38 Jeruzalem, Jeruzalem, dat de profeten doodt

In Mattheüs 23 houdt Jezus een vlammende rede tot de Schriftgeleerden en Farizeeën. Zeven keer spreekt de Heer een wee uit over de leidslieden van het volk (Matth.23:13,15,16,23,25,27 en 29). Jezus noemt hen onder andere adderengebroed en witgepleisterde graven (:27), van buiten mooi, maar van binnen doods.

oordeel
Net als later Stefanus in zijn toespraak tot het Sanhedrin zou doen (Hand.7:51-52), zegt Jezus dat zij altijd de door God gestuurde profeten en andere gezondenen, hebben vervolgd en gedood. Op het moment dat Jezus deze toespraak houdt, zou Hij zelf binnen enkele dagen gekruisigd worden. De Heer kondigt een oordeel aan over het volk.

Mattheüs 23
36 Amen! Ik zeg tegen jullie: Al deze dingen zullen komen over dit geslacht.

dit geslacht
Dit geslacht of deze generatie, is dubbelzinnig, want dit geslacht spreekt van het Joodse volk, maar ook van de periode van veertig jaar (>een geslacht, Hebr.3:9-10) die zou verstrijken, totdat de stad Jeruzalem en de tempel verwoest zouden worden door de Romeinen (70 AD). Het oordeel dat de Heer uitspreekt, zou komen over dit volk en dat zou voltrokken worden door de Romeinen in 70 AD, veertig jaar later.

37 Jeruzalem, Jeruzalem, dat de profeten doodt, en degenen, die tot haar afgevaardigd zijn, stenigt, hoe vaak wil Ik jouw kinderen bijeen vergaderen, zoals een hen haar kuikentjes onder haar vleugels bijeen vergadert; en jullie willen niet.

bescherming
De vergelijking zoals een hen haar kuikens bijeen vergadert, spreekt van zorg en bescherming. Het is een vergelijking die we in de Hebreeuwse bijbel verschillende keren vinden (Ps.17:8; 36:7; 57:1; 91:4). God strekt Zijn hand uit tot Zijn volk, maar zij willen niet en keren zich van Hem af.

38 Zie, jullie huis wordt aan jullie overgelaten, woest.

het huis
Het huis betreft hier in smalle zin de tempel, iets breder: Jeruzalem, en nog ruimer: de hele natie Israël. De Heer zou het volk overlaten, in de zin van loslaten. Hij trekt Zijn handen van het volk af en zou voor hen het aangezicht verbergen (Deut.31:17,18; 32;20).
Het huis van Israël zou woest worden gelaten. Elders wordt dit woord woest vertaald met woestijn of wildernis (Matth.3:1; Hebr.3:8) en het heeft ook te maken met eenzaam (Gal.4:27).
Ook hier refereert de Heer aan de Hebreeuwse geschriften (Ps.69:26).

Israël werd geoordeeld, vanwege hun ongeloof. Jeruzalem en de tempel werden verwoest en in de as gelegd door de Romeinen in 70 AD. Vele Joden kwamen om en de overlevenden werden verkocht als slaven. Het land werd tot een woestenij en Israël verdween in de verstrooiing (diaspora).