We zagen dat de Heer de volkeren voor Zich zal verzamelen en ze van elkaar zal scheiden, zoals een herder de schapen van de bokken scheidt. De schapen zal Hij zetten aan Zijn rechterhand. Rechts is in de Schrift de positie van voorrang en verhoging (Ef.3:20; Kol.3:1). Links is een uitbeelding van achterstellen en van vernedering. Zoals wij dat bijvoorbeeld ook kennen in ons taalgebruik: iets links laten liggen.
34 Dán zal de Koning zeggen tot degenen, die aan zijn rechterhand zijn: Kom hier, gezegenden van mijn Vader, ontvang als lot-bezit het Koninkrijk, dat vanaf de nederwerping van de wereld voor jullie gereedgemaakt is.
35 Want Ik had honger, en jullie gaven Mij te eten. Ik had dorst, en jullie gaven Mij te drinken. Ik was een vreemdeling, en jullie namen Mij in huis.
36 Naakt, en jullie kleedden Mij. Ik was zwak, en jullie zagen naar Mij om. Ik was in de gevangenis, en jullie kwamen naar Mij toe.
vanaf de nederwerping van de wereld
Hier wordt gezegd dat deze volkeren, eerder voorgesteld als schapen (:33), het Koninkrijk zullen ontvangen. Het zal inmiddels duidelijk zijn dat de setting waarin dit beschreven wordt, toekomstig is en handelt over het einde van de aeon. We weten door het verband waarin dit gezegd wordt, dat het niet over ons als gelovigen van de ecclesia, het lichaam van Christus, gaat.
vanaf en vóór de nederwerping van de wereld
En dat blijkt ook hieruit, want er is een verschil met de gelovigen van de ecclesia. Over deze ‘schapen volkeren’ wordt gezegd dat zij het Koninkrijk als erfdeel ontvangen, dat ‘vanaf de nederwerping van de wereld’ voor hen gereedgemaakt is. Over de ecclesia wordt gezegd dat ‘Hij ons uitverkoren heeft, in Hem, vóór de nederwerping van de wereld’ (Ef.1:4).
De Heer zegt dat deze natiën als erfdeel het Koninkrijk ontvangen, omdat zij Hem te eten gaven, te drinken, in huis namen, Hem kleedden en naar Hem omzagen. Uit de volgende verzen blijkt dat de Heer Zich hiermee identificeert met Zijn volk.
37 Dán zullen de rechtvaardigen Hem antwoorden, en zeggen: Heer, wanneer zagen wij dat U honger had, en hebben wij U gevoed? Of dat U dorst had, en gaven U te drinken?
38 En wanneer zagen wij U als vreemdeling, en namen wij U in huis? Of naakt, en kleedden wij U?
39 En wanneer zagen wij dat U zwak was, of in de gevangenis, en kwamen wij naar U toe?
40 En de Koning zal antwoorden, en Hij zal tot hen zeggen: Amen! Ik zeg tegen jullie, in zoverre jullie dit aan één van deze, mijn broeders, de minsten, hebben gedaan, hebben jullie het aan Mij gedaan.
Mijn broeders
De minste van Zijn broeders, betreft Zijn broeders naar het vlees (Rom.9:3): Israëlieten. Eerder zagen we dat de Heer dit deel van Zijn toespraak baseert op de profeet Joël, waar staat: dan zal Ik al de natiën bijeenroepen en Ik zal hen afvoeren naar het dal van Josafat. En Ik zal daar met hen in het oordeel komen ten behoeve van Mijn volk en Mijn erfdeel Israël (Joël 3:2).
Eerder in het Mattheüs evangelie lezen we:
Mattheüs 10
40 Wie jullie ontvangt, ontvangt Mij, en wie Mij ontvangt, ontvangt Hem, die Mij afvaardigt.
144.000 Israëlieten
Dit zijn woorden die de Heer uitsprak tot Zijn twaalf discipelen. Soortgelijke woorden, waarin de Heer Zich vereenzelvigt met Zijn volk, vinden we in Luk.10:16 en Joh.13:20. In Mattheüs 10:40 zijn het weliswaar woorden gesproken tot de Twaalf, maar deze woorden krijgen ook een vervulling met betrekking tot de twaalf maal twaalf duizend Israëlieten (de 144.000), die in de toekomst zullen worden uitgezonden over de aarde om het evangelie van het Koninkrijk te verkondigen, tot een getuigenis voor alle volken (Matth.24:14). De natiën zullen door de Heer beoordeeld worden op hun houding ten aanzien van hen en ten opzichte van heel het volk Israël.
het leven van de toekomende aeon
Als de beschrijving van de bokken is gedaan, lezen we nog dat de rechtvaardigen zullen heengaan tot in het aeonische leven (:46). Dit wordt meestal vertaald met het eeuwige leven. We hebben gezien dat deze rechtvaardigen (>gelovigen) zullen ingaan in het Koninkrijk in de toekomende aeon. Het eeuwige leven is dus het leven van de toekomende eeuw (>aeon). Zie ook Marc.10:30 en Luk.18:30. Het is het tijdperk waarin het Koninkrijk op aarde openbaar is en Satan duizend jaar is gebonden (Opb.20:2).