Mattheüs 24:37-39 het zal zijn als in de dagen van Noach

In de vorige blog zagen we dat de uitspraak van de Heer: “maar van die dag en uur weet niemand”, gaat over het einde van de aeon. De tijd die volgt ná Israëls grote verdrukking wordt de dag van toorn genoemd (Opb.6:17). Dit is een tijd waarin er oordelen over de volkeren komen. Het einde van deze periode, is tevens het einde van de aeon. Maar omdat we niet weten hoe lang de dag van toorn zal duren, is ook niet bekend wanneer de voleinding van de aeon precies zal zijn.

niet te berekenen
Het einde van de aeon is niet uit te rekenen, zoals dat voor de grote verdrukking wel geldt, omdat we weten dat die 1260 dagen duurt (Opb.11:3; 12:6), vanaf het moment dat er een afgodsbeeld wordt opgericht in de heilige plaats (Matth.24:15). Men zal slechts kunnen zien op de tekenen en daaruit afleiden dat het einde van de aeon nabij is.

37 Want net zoals de dagen van Noach, zó zal de aanwezigheid van de Zoon van de mens zijn.
38 Want net zoals zij waren in die dagen, vóór de zondvloed, bezig met eten en drinken, met trouwen en uithuwelijken, tot op de dag, waarop Noach de ark binnenkwam, 39 en zij bekenden het niet, totdat de zondvloed kwam, en allen wegnam, zó zal ook de aanwezigheid van de Zoon van de mens zijn.

weggenomen
‘Want het zal zijn als in de dagen van Noach’, verbindt deze uitspraak met het vorige vers. Ook in de tijd van Noach was men zich niet bewust wat er ging gebeuren en ook niet van het tijdstip waarop. Toen de tijd was gekomen, kwam de zondvloed en nam hen allen weg. Dat zal ook aan het einde van de aeon gebeuren als de Heer Zijn Koninkrijk vestigt over de hele wereld. Dit zal voor de ongelovigen onverwachts zijn. Wanneer de toekomende aeon aanbreekt en het Koninkrijk wereldwijd gevestigd wordt, zullen daar geen ongelovigen ingaan en zij zullen dan ook van de aarde worden weggenomen. Over deze kwestie gaat het grootste deel van de rest van Mattheüs 24 en Mattheüs 25.

hardleers
Als we in Openbaring (8-10) de oordelen van de zeven bazuinen die over de volkeren komen bezien, kunnen we ons bovenstaande wellicht lastig voorstellen. Ondanks deze gerichten zal men gewoon doorgaan met leven ‘of er niets aan de hand is’. Zij weten dat deze oordelen van Godswege zijn, maar zij zullen zich niet onderschikken. Zij lasteren de naam van God, maar bezinnen zich niet (Opb.16:9,11)

zij bekenden het niet
En zij bekenden het niet, zij namen geen kennis van het aangekondigde oordeel en dat de ongelovigen zullen worden weggenomen. De mens is hardleers. Eerder hebben we al gerefereerd aan de woorden in Psalm 2, waar wordt beschreven dat de natiën zich opstellen tegen God en Zijn Christus en zij zich niet willen onderwerpen (:2-3). En ook aan Psalm 110, waar staat dat de Heer zal heersen temidden van vijanden. Hij zal de Koning van Israël zijn en dat zal voor iedereen zichtbaar zijn. Ook zullen de natiën horen dat de oordelen die over hen komen, van de Heer zijn, maar zij zullen zich niet willen onderschikken.