In de vorige blog zagen we wat de Hebreeuwse Tenach zegt over het knarsen van tanden en in deze blog zullen we de Schriftplaatsen bezien in het nieuwe testament waar sprake is van het huilen en knarsen van tanden. Dat zijn, minus de teksten uit Mattheüs 24 en 25, vijf voorkomens.
buiten het Koninkrijk
In al deze gevallen gaat het om hen die buiten het Koninkrijk geplaatst worden en geen deel hebben aan het Koninkrijk van de Messias op aarde. Dat is waar deze laatste perikoop in Mattheüs 24 over handelt en met name ook waar de gelijkenis van de twee dienstknechten over gaat. Zij die buiten het Koninkrijk worden geplaatst, zullen in woede en frustratie huilen en tandenknarsen.
de hoofdman over honderd
In Mattheüs 8:5-10 geneest Jezus de knecht van een hoofdman over honderd, die zegt dat de Heer niet in zijn huis hoeft te komen, omdat hij niet waardig is en dat de Heer slechts een woord hoeft te spreken en zijn knecht zal genezen. Jezus’ reactie hierop is dat Hij zelfs in Israël zo’n groot geloof niet heeft gevonden. Dan staat er:
Mattheüs 8
11 En Ik zeg tegen jullie, dat er velen zullen arriveren van het oosten en van het westen, en zij zullen zich neerleggen met Abraham en Izak en Jakob in het koninkrijk van de hemelen,
12 maar de zonen van het koninkrijk zullen uitgeworpen worden in de buitenste duisternis; daar zal het huilen zijn en het knarsen van de tanden.
uitgeworpen uit het Koninkrijk
Velen zullen uit het oosten en westen komen, uit de volkeren, en het Koninkrijk ingaan met Abraham, Izak en Jakob. Terwijl zij uit het Joodse volk, die de Heer hier ‘de zonen van het Koninkrijk’ noemt, niet zullen ingaan in het Koninkrijk, maar buiten zullen staan. Hoewel aan hen het Koninkrijk oorspronkelijk beloofd was. De zonen van het koninkrijk zullen uitgeworpen worden in de buitenste duisternis; daar zal het huilen zijn en het knarsen van de tanden. Iets soortgelijks vinden we in :
Lukas 13
25 Van het ogenblik af, dat de huiseigenaar gewekt wordt, en hij de deur vergrendelt, zullen jullie beginnen buiten te staan, en aan de deur te kloppen, en te zeggen: Heer, Heer, doe ons open! En Hij zal antwoorden, en Hij zal tot jullie uitspreken: Ik ken jullie niet, waarvandaan zijn jullie?
(…)
28 Daar zal het huilen zijn, en het knarsen van de tanden, wanneer jullie Abraham en Izak en Jakob, en al de profeten in het koninkrijk van God zullen zien, en jullie worden buitengeworpen.
29 En zij zullen arriveren van het oosten, en van het westen, en van het noorden, en van het zuiden, en zij zullen zich in het Koninkrijk van God aan tafel neerleggen.
Eerder zagen we al in de gelijkenis van het onkruid uit Mattheüs 13, dat bij de voleinding van de aeon, de zonen van het Koninkrijk en de zonen van de boze zullen worden gescheiden. Deze laatsten worden in de gelijkenis voorgesteld als onkruid.
Mattheüs 13
40 Net zoals dan het onkruid bijeengeraapt wordt, en met vuur wordt verbrand, zo zal het zijn in de voleinding van de aeon.
41 De Zoon van de mens zal zijn boodschappers sturen, en zij zullen uit zijn Koninkrijk al de valstrikken bijeenrapen, en hen die de wetteloosheid doen,
42 en zij zullen hen in de oven van het vuur werpen; daar zal het huilen zijn en het knarsen van de tanden.
43 Dán zullen de rechtvaardigen stralen als de zon in het Koninkrijk van hun Vader.
uit het Koninkrijk
De ongelovigen zullen worden weggenomen, uit Zijn Koninkrijk worden bijeengeraapt en worden verwijderd. Zij zijn buiten het Koninkrijk en worden geworpen in de oven van het vuur, die hier ongetwijfeld een beeld is van het meer van het vuur (Opb.19:20). De rechtvaardigen (>gelovigen) echter, zullen stralen in het Koninkrijk van hun Vader.
Dit principe vinden we ook verderop in hetzelfde hoofdstuk, in de gelijkenis van het sleepnet.
49 Zó zal het zijn in de voleinding van de aeon. De boodschappers zullen uitgaan, en zij zullen de bozen uit het midden van de rechtvaardigen afzonderen,
50 en zij zullen hen in de oven van het vuur werpen; daar zal het huilen zijn en het knarsen van de tanden.
De bozen zullen bij de voleinding van de aeon worden afgezonderd van de rechtvaardigen en zullen het Koninkrijk niet ingaan. Ook een aantal hoofdstukken later is dit het geval.
Mattheüs 22
11 En de koning komt binnen, om hen, die aan tafel aanliggen, gade te slaan, en hij zag daar een mens, die geen bruiloftskledingstuk aangetrokken had.
12 En hij zegt tegen hem: Vriend, hoe kwam jij hier binnen zonder bruiloftskledingstuk? En hij verstomde.
13 Toen zei de koning tegen de bedienden: Bind hem aan handen en voeten, en werp hem uit in de buitenste duisternis; daar zal het huilen zijn en het knarsen van de tanden.
binnen of buiten
In Mattheüs 22 is sprake van een bruiloftszaal als uitbeelding van het Koninkrijk. Datzelfde zullen we later nog zien in de gelijkenis van de wijze en dwaze maagden. Ook hier vindt een scheiding plaats. Het Koninkrijk zal op deze aarde gevestigd worden en daarom zagen we al dat de ongelovigen uit Zijn Koninkrijk worden weggenomen (Matth.22:41). Hier is iemand onrechtmatig in de bruiloftszaal en zien we dat hij uitgeworpen wordt. Van het licht (Opb.21:11, 23-24) van het Koninkrijk (>de bruiloftszaal) naar de buitenste duisternis, buiten het Koninkrijk.
conclusie betekenis ‘wening en knersing der tanden’
Het huilen en tandengeknars is in de Schrift nooit een uiting van pijn, maar altijd van woede, frustratie en vijandschap. Het wordt in verband gebracht met degenen die geen deel zullen hebben aan het Koninkrijk en daarbuiten zullen zijn. Het religieuze Jodendom sluit anderen buiten, maar zal zelf worden buitengesloten. Zij dachten het uitverkoren volk te zijn, maar velen van hen zullen geen deelhebben aan het Koninkrijk, dit tot grote woede en frustratie.