We hebben gezien dat ‘de schapen volkeren’, die gezet waren aan de rechterhand van de Heer, het Koninkrijk ingaan en beërven. Nu komen ‘de bokken volkeren’ aan de beurt. De verzen over hen zijn vrijwel identiek aan die van de schapen. Het verschil is dat de bokken niet hebben gedaan, wat de schapen wel hebben gedaan. Ze worden op hun houding ten opzichte van Israël veroordeeld.
41 Dán zal Hij ook tot degenen, die aan zijn linkerhand zijn, zeggen: Ga weg van Mij, vervloekten, tot in het aeonische vuur, dat voor de Duivel en zijn boodschappers gereedgemaakt is.
42 Want Ik had honger, en jullie gaven Mij niet te eten. Ik had dorst, en jullie gaven Mij niet te drinken.
43 Ik was een vreemdeling, en jullie namen Mij niet in huis. Naakt, en jullie kleedden Mij niet. Zwak, en in de gevangenis, en jullie zagen niet naar Mij om.
44 Dán zullen ook zij Hem antwoorden en zeggen: Heer, wanneer zagen wij dat U honger had, of dorst, of als vreemdeling, of naakt, of zwak, of in de gevangenis, en hebben wij U niet gediend?
45 Dán zal Hij hen antwoorden, en Hij zal zeggen: Amen! Ik zeg tegen jullie, in zoverre jullie dit aan één van deze minsten niet gedaan hebben, hebben jullie het ook niet aan Mij gedaan.
46 En dezen zullen heengaan, naar de aeonische tuchtiging, maar de rechtvaardigen tot in het aeonische leven.
aeonisch leven
De rechtvaardigen (>schapen) gaan in het aeonische leven (:46). Dat is iets anders dan wat men meestal verstaat onder ‘eeuwig leven’. Als we dit gedeelte lezen, zien we dat het aeonische of eeuw-ige leven is, dat zij als lot-bezit het Koninkrijk ontvangen (:34). Dat is het Koninkrijk van de Messias op aarde.
het aeonische vuur
De ongelovigen gaan het Koninkrijk niet binnen. Zij gaan naar het aeonische vuur, waarin ook Satan en zijn boodschappers worden geworpen (Opb.20:10): het meer van het vuur.
Het aeonische leven staat tegenover het aeonische vuur (:41), of de aeonische tuchtiging (:46). Zij zullen in het meer van het vuur worden geworpen en geen deelhebben aan de toekomende aeon. Na de duizend jaar zullen zij opstaan om voor de grote witte troon te worden geoordeeld (Opb.20:7; 11-12). Daarna zullen zij wederom in het meer van vuur worden geworpen, dat dan ook beschreven wordt als de tweede dood (Opb.20:14). Zij sterven dan immers voor een tweede keer.
de nieuwe hemel en aarde
Ook het tijdperk van de nieuwe hemel en aarde (> de aeon van de aeonen) zullen zij niet meemaken. Openbaring 21 vangt aan met: en ik zag een nieuwe hemel en een nieuwe aarde. Openbaring 21 en 22 beschrijven vervolgens deze nieuwe hemel en aarde. Maar dit is nog niet de ‘eindsituatie’. Want ook in deze hoofdstukken wordt nog gesproken over de tweede dood en ‘hen die buiten zijn’.
Openbaring 21
8 Maar voor de lafhartigen, en de ongelovigen, en de gruwelijken, en de moordenaars, en de ontuchtige mannen, en de tovenaars, en de afgodendienaars, en al de leugenachtigen: hun deel is in het meer, dat brandt van vuur en zwavel, dat is: de tweede dood.
Openbaring 22
15 Buiten zijn de honden, en de tovenaars, en de ontuchtige mannen, en de moordenaars, en de afgodendienaars, en ieder, die de leugen liefheeft en haar doet.
nog niet het einde van de tijdperken
Hier zijn de wereldtijdperken van de aeonen nog niet voorbij. Over het einde van de aeonen spreekt Openbaring niet, maar ook Jezus’ toespraak in Mattheüs 24 en 25 reikt niet zover. De vraag van de discipelen betrof immers het einde van de aeon (:30) en dat betreft het einde van deze tegenwoordige boze aeon (Gal.1:4). Na deze aeon volgt de aeon van de duizend jaar (Marc.10:30; Luk.16:30; Opb.20:2). En dit tijdperk wordt opgevolgd door de laatste aeon, de aeon van de aeonen (Ef.3:21), het tijdperk van de nieuwe hemel en aarde.
Paulus mocht bekendmaken dat ook de dood als laatste vijand teniet gedaan zal worden en er niet meer zal zijn. Dit zal dan ook pas plaatsvinden na de aeon van de nieuwe hemel en aarde, waarover Openbaring 21 en 22 spreken.
Over het einde van Jezus’ toespraak, maar ook het einde van de aeonen, hebben we het in een volgende blog.