De ecclesia, het lichaam van Christus, is de tempel van de levende God (2 Kor.6:16). Het is God, die deze tempel bouwt, die de delen van deze tempel volmaakt toebereidt en ze bij elkaar brengt. Zoals de leden van het lichaam één zijn, zo is ook de tempel één. God ziet ons aan in Christus, volmaakt. Dit vinden we uitgebeeld in de tempel van Israël.
1 Koningen 6
18 En het ceder van het huis aan de binnenkant was gesneden met knoppen en open bloemen; het was één en al ceder, geen steen werd gezien.
onzienlijk
God bouwt in deze tijd geen tempel met handen gemaakt (vergelijk 2 Kor.5:1; Hebr.9:11), maar een geestelijke woonplaats (Ef.2:22). Jezus Christus is de uiterste Hoeksteen van dit bouwwerk (Ef.2:20), dat is de belangrijkste Steen. Petrus noemt Hem dan ook de levende Steen en degenen die tot Zijn bouwwerk behoren levende stenen (1 Petr.2:4-5).
goud
De stenen in de tempel zijn een voorstelling van de gelovigen en werden niet gezien. Zij werden bedekt door cederhout, kwalitatief goed hout, dat groeit op een hoge plaats (op het gebergte van de Libanon): een uitbeelding van macht, kracht en heerlijkheid. Daarna werd de hele tempel, inclusief het cederhout en de stenen, overtrokken met goud:
22 Zo overtrok hij het hele huis met goud, totdat heel het huis voltooid was.
Christus aangedaan
Bakstenen spreken van de werken van de mens, van zonde en slavernij (Gen.11:3; Ex.1:14). Van de stenen in de tempel was niets meer te zien. Alles was met goud overtrokken. Goud is een uitbeelding van onvergankelijkheid, het roest en bederft niet. Zo ook met ons, wij zijn bekleed met Christus (Gal.3:27) en zijn in Hem volmaakt! (Kol.2:10).