Tenslotte wil ik over dit boeiende onderwerp nog een aantal zaken bespreken, die niet zozeer met de identiteit van de 144.000 te maken hebben, maar wel genoemd worden in de context van het boek Openbaring, of waar men wel eens denkt dat het over hen gaat.
de grote schare
In de eerste plaats de verhouding van het gezelschap van de 144.000 tot die andere groep die in Openbaring 7 wordt genoemd: de grote schare of menigte. Wie zijn zij?
Openbaring 7
9 Na dezen zag ik en zie: een grote schare, die niemand tellen kon, uit elke natie, en stammen, en volken, en talen, staat voor de troon, en voor het Lam, omhuld met witte gewaden, en met palmtakken in hun handen.
heel het volk
Eerst werden de 144.000 verzegeld en daarna (>na dezen) wordt gesproken van een grote schare. Deze menigte wordt niet geteld, zoals de 144.000, en wordt verzameld uit elke natie, alle stammen, volken en talen. Bij de verzameling van de 144.000 betreft het een selectie uit het volk Israël, hier betreft het de verzameling van heel het volk. Zij worden verzameld naar het land.
gelovig Israël
Verderop wordt uitgelegd dat zij degenen zijn die uit de grote verdrukking komen (Opb.7:14). Zij zijn het overblijfsel dat de grote verdrukking heeft overleefd en de naam van JAHWEH heeft aangeroepen, het deel van Israël dat tijdens de grote verdrukking in veiligheid is gebracht buiten het land (Opb.12:6,14) en het betreft de Israëlieten die verzameld zijn naar het land. In het land is het nu veilig. De Koning is aangekomen en Hij heeft zijn positie op de troon ingenomen en “slaat Zijn tent over hen uit”, in de zin dat Hij Zijn volk overschaduwt en beschermt.
Openbaring 7
15 Daarom zijn zij voor de troon van God, en zij dienen Hem dag en nacht in zijn tempel; en Hij, die op de troon zit, zal zijn tent over hen uitspreiden.
In Openbaring 14, waar het nog een keer over de 144.00 gaat, staat:
Openbaring 14
3 (…) en niemand kon het lied leren dan alleen de honderdvierenveertigduizend, die gekocht zijn van de aarde.
4 Dezen zijn het, die niet met vrouwen werden bezoedeld, want zij zijn maagden. Dezen zijn het, die het Lam volgen, waar Hij ook heengaat. Dezen worden uit de mensen gekocht, eerstelingen voor God en voor het Lam.
eerstelingen
De 144.000 zijn eerstelingen, de eerste vruchten van de oogst uit Israël. Zij zijn een selectie met de speciale opdracht om alle Israëlieten te verzamelen uit de volkeren, waarna God heel Zijn volk verzamelt naar het land (Deut.30:3; Ez.37:21). Daarnaast verkondigen zij het evangelie van het Koninkrijk tot een getuigenis voor alle volken (Matth.24:14). In Opb.14:6 heet dit goede bericht een aeonisch evangelie, een evangelie dat betrekking heeft op de toekomende aeon.
De grote schare is de verzameling van Israëlieten die zich bevinden onder de natiën en gehoor geven aan de prediking en oproep van de 144.000. Zij worden in Ez.37:9 een zeer groot leger genoemd.