De tijd die vooraf gaat aan het aanbreken van de toekomende aeon is anders dan de onze. Voor ons als gelovigen geldt, dat we gered zijn en worden, of we nu waken of slapen (1 Thess.5:10). In de periode waarover deze gelijkenissen handelen, ligt dit anders. Degenen die in de dag van toorn leven, zullen moeten verduren tot het einde van de aeon om gered te worden (Matth.24:13). In deze gelijkenis wordt geïllustreerd dat in deze tijd iemands geloof zal moeten blijken uit zijn werken (Jak.2:14). Een geloof dat in de praktijk niet blijkt uit iemands werken, is dood (Jak.2:17,20,24,26).
15 En aan de een gaf hij vijf talenten, aan een ander twee, en aan een derde één, aan ieder naar zijn vermogen, en hij ging onmiddellijk op reis.
16 En degene, die de vijf talenten in ontvangst nam, ging, en hij werkte ermee, en hij won er vijf bij.
17 Op dezelfde wijze won ook degene, die de twee talenten had, er twee bij.
maat
Dat God een ieder geeft naar een bepaalde maat, is niet alleen een waarheid voor die tijd, maar geldt ook voor ons (Rom.12:6; 2 Kor.10:13; Ef.4:7). Wat God ons geeft, is afgestemd op onze persoonlijke aanleg en behoeften. Zo zal het dan ook zijn. Degene die vijf talenten krijgt, is niet beter dan degenen die er twee krijgt. Een ieder krijgt wat bij hem past, God geeft ‘aan ieder naar zijn vermogen’ (>kracht).
18 Maar degene, die het ene talent in ontvangst nam, ging weg, en hij groef in de grond, en hij verborg het zilver van zijn heer.
talent
Uit dit vers blijkt dat het talent, een talent zilver betreft. Een talent is een gewichtseenheid, die we al in het oude testament tegenkomen (Ex.25:39; 37:24). De betekenis van aanleg of bekwaamheid, die talent bij ons heeft, is ongetwijfeld afgeleid van deze gelijkenis.
Het kan ook gaan om een talent zilvergeld, want vaak wordt dit woord vertaald met zilverstukken (Matth.26:15; 28:12).
dood geloof
De eerste twee slaven vermeerderden wat hun Heer hen had gegeven, zij werkten ermee. We moeten hier natuurlijk niet denken aan werken van de wet (Gal.2:16), maar aan wat geloof in de mens uitwerkt. Als dat niet onderdrukt wordt, zal het altijd vrucht dragen (Matth.13:23; Kol.1:6,10). Deze laatste slaaf onderdrukt het door het te verbergen onder de grond. Zijn geloof komt niet tot uiting, het blijft verborgen. Jakobus noemt dit geloof zonder werken, een dood geloof en degenen die zo’n geloof hebben, zullen niet worden gered (Matth.24:13).
Jakobus 2
14 Want wat is het nut, mijn broeders, in het geval dat iemand zegt, dat hij geloof heeft, maar dat hij geen werken heeft? Kan dat geloof hem soms redden?
(…)
17 Zó is het ook met het geloof: in het geval dat het geen werken heeft, is het op zichzelf genomen, dood.
(…)
20 Maar wil jij weten, o, ijdel mens, dat het geloof, zonder de werken, dood is?
de brief van Jakobus
De brief van Jakobus is gericht aan de twaalf stammen in de verstrooiing (1:1) en zal in de toekomst als God de draad met Israël weer oppakt, opnieuw actueel worden. Meteen in de aanvang vinden we dat gelovigen worden aangemoedigd te verduren wanneer zij in allerlei beproevingen vallen en hun geloof beproefd wordt (1:2). Die beproeving van het geloof bewerkt verduren (1:3), men zou immers verduren tot het einde van de aeon (Matth.24:13) om het Koninkrijk in te gaan.
Jakobus 2
12 Gelukkig is de man, die de beproeving verduurt, want als hij wel beproefd zal zijn, zal hij de lauwerkrans van het leven in ontvangst nemen, die Hij belooft aan wie Hem liefhebben.