Het bijzondere aan het Mattheus evangelie is, dat het Jezus beschrijft als de komende Koning. Zijn boodschap, en ook die van Zijn voorloper, Johannes de Doper, is in de aanvang dat het Koninkrijk nabij was gekomen (3:1; 4:17). Later vinden we dat het Koninkrijk niet openbaar zou worden, maar verborgen, en dit wordt in de evangelie beschrijving van Mattheus op veel manieren uitgebeeld, zoals bijvoorbeeld in de gelijkenissen (13:11).
Mattheus 21-22
Een bijzonder gedeelte in dit verband is hoofdstuk 21-22, waar we een aaneenschakeling van beelden vinden van het feit dat Israël haar Messias niet zou aannemen, terzijde zou worden gesteld en dat het Koninkrijk aan een ander volk gegeven zou worden (21:43).
de intocht in Jeruzalem
Aan het begin van hoofdstuk 21 vinden we de zogenoemde intocht in Jeruzalem. Deze tocht begon veelbelovend, met de menigte die Hem toezong (21:9), maar eindigt in een anticlimax. Als we hetzelfde gedeelte in Lukas ernaast leggen, lezen we als Jezus de stad nadert:
Lukas 19
41 En toen Hij dichtbij kwam en de stad zag, weende Hij over haar.
42 Hij zei: Och, dat u ook nog op deze uw dag zou onderkennen wat tot uw vrede dient! Nu echter is het verborgen voor uw ogen.
Israël zou haar koning niet erkennen. De vrede is een zegswijze voor het nieuwe verbond, het verbond van vrede (Ez.37:26) dat niet voor hen zou aanbreken. Het Koninkrijk zou verborgen worden voor Israëls ogen.
twee gelijkenissen
Jezus vertelt in dit gedeelte ook twee gelijkenissen, beiden over een wijngaard. Één gelijkenis over twee zonen (21:28-32), waaraan de vader vroeg om te gaan werken in de wijngaard. Deze twee zonen zijn een uitbeelding van de twee huizen van Israël, Juda en Efraïm (Jes.8:14; Ez.37:16). De eerste zei dat hij het zou doen, maar deed het niet. Net zoals Israël zei: “al wat Jahweh gesproken heeft, zullen wij doen” (Ex.19:8), maar het Joodse volk deed het niet. De andere zoon is Efraïm, het tien stammen rijk, waarvan we in het boek koningen lezen dat er nooit een koning was die God gediend heeft.
Vanwege dit ongeloof werd het in ballingschap weggevoerd naar Assyrië. Daar ging het voor het grootste deel op in de andere volken, het volk was geassimileerd. Toen het evangelie dan ook via de apostel Paulus bij de natiën terecht kwam, kwam het dus ook bij Efraïm terecht. Daar is de tweede zoon in de gelijkenis een beeld van: Efraïm, maar intussen onder de natiën waaruit de ecclesia, verzameld wordt.
De andere gelijkenis gaat over een heer die een wijngaard bouwt en daar landlieden over aanstelt (21:33-46). Als de tijd van de vruchten nadert, stuurt de heer er dienaren op af om zijn vruchten te ontvangen. De landlieden slaan en doden de dienaren stuk voor stuk en tenslotte stuurt de heer zijn zoon. Ook die doden zij. Het is niet moeilijk om in deze landlieden de leidslieden van Israël te zien (Hand. 4:11), die de profeten vervolgd en gedood hebben en ook de Here Jezus, gezonden door de Vader, hebben gedood en uit de weg geruimd. Het Koninkrijk werd hierdoor van Israël afgenomen (21:43) en aan een ander volk (Hand.15:14) gegeven.
de vijgeboom
Tussen deze geschiedenissen vinden we het verhaal van de vijgenboom (Matth.21:18-22). Daarin zoekt Jezus naar vruchten aan een vijgenboom, maar als de vijgenboom geen vruchten blijkt te dragen, zegt Hij tegen de vijgenboom:”Er zal aan jou geen vrucht meer komen tot in de aeon” (:19). De vijgenboom verdort onmiddellijk. Het zoeken van Jezus naar vrucht aan de vijgenboom is vergelijkbaar met wat we in de gelijkenis van de boze wijngaardeniers vinden:
Mattheus 22
34 Toen de tijd van de vruchten naderde, stuurde hij zijn dienaren naar de landbouwers om zijn vruchten te ontvangen.
Beiden zijn een beschrijving van hoe God op de bestemde tijd (Gal.4:4) tot het Joodse volk kwam om te bezien of het vrucht droeg. Toen die vruchten er niet bleken te zijn, werd de vijgenboom, die een uitbeelding is van de natie (Jer. 8:134; Hos.9:10), aangezegd dat het helemaal geen vrucht meer zou dragen in deze aeon. Het is als met het visioen van het dal van de dorre doodsbeenderen uit Ezechiël 37. De Joodse natie is dood, verdord en in ongeloof.
Ezechiël 37
11 (…) deze beenderen zijn heel het huis van Israël. Zie, ze zeggen: Onze beenderen zijn verdord en onze hoop is vergaan, wij zijn afgesneden!
het uitlopen van de vijgenboom
Maar we leren ook uit hetzelfde Mattheus evangelie dat de vijgenboom weer zal uitlopen. Israël zal een gelovige natie worden en leven ontvangen.
Mattheus 24
32 Leer van de vijgenboom deze gelijkenis: wanneer zijn tak al zacht wordt en de bladeren uitspruiten, dan weet u dat de zomer nabij is.
33 Zo ook u, wanneer u al deze dingen zult zien, weet dan dat het nabij is, voor de deur.
34 Voorwaar, Ik zeg u: Dit geslacht zal zeker niet voorbijgaan, totdat al deze dingen gebeurd zijn.
het Koninkrijk nabij
In het parallelgedeelte in Lukas staat het zo: Zo ook u, wanneer u deze dingen zult zien geschieden, weet dan dat het Koninkrijk van God nabij is. De zomer is dus een beeld van het Koninkrijk dat over deze wereld gevestigd zal worden. Dit zal aanvangen in Israël en vervolgens over alle volkeren. Wanneer we in de toekomst zullen zien dat de Joodse staat een gelovige natie wordt, dan is dat het uitlopen van de vijgenboom. Binnen één generatie zal dan het Koninkrijk zijn beslag leggen over deze aarde.
Ook in Ezechiël 37 wordt gesproken van dit herstel:
Ezechiël 37
11 … Zo zegt de Heere JAHWEH: Zie, Ik zal uw graven openen en Ik zal u uit uw graven doen oprijzen, Mijn volk, en Ik zal u brengen in het land van Israël.
13 Dan zult u weten dat Ik JAHWEH ben, als Ik uw graven open en als Ik u uit uw graven doe oprijzen, Mijn volk.
14 Ik zal Mijn geest in u geven, u zult tot leven komen en Ik zal u in uw land zetten.
(…)
22 Ik zal hen tot één volk maken in het land, op de bergen van Israël. Zij zullen allen één Koning als koning hebben. Zij zullen niet langer als twee volken zijn, en niet langer nog in twee koninkrijken verdeeld zijn.