Het Woord van God is compleet

(De canon van de Bijbel is door de apostelen opgesteld, niet door de Kerk)
De Bijbelverzen komen uit de NBG-vertaling, tenzij anders vermeld.

Om het woord van DE God te completeren

Paulus is de apostel die aangeeft dat hij het woord van God gecompleteerd heeft. Hetgeen dat nog ontbrak aan de Schrift, is door hem aangevuld.

Kolossenzen 1:25:

“Haar dienaar ben ik geworden, krachtens de bediening, die mij door God is toevertrouwd, om onder u het woord van God tot zijn volle recht te doen komen.”

Waar de NBG-vertaling hier vertaald heeft met tot zijn volle recht te doen komen, staat in de Griekse tekst van de grondtekst slechts één woord: plerosai. De letterlijke betekenis van dit woord is: completeren, vol maken.

Dit woord plerosai wordt in de Statenvertaling vertaald met vervullen en elders met voleindigen. Als er in de Schrift wordt gesproken over de vervulling van profetieën, wordt ook dit woord gebruikt (zie bijvoorbeeld Mattheüs 8:17). Profetieën zijn een voorzegging en wanneer deze helemaal uitkomt, is de profetie vervuld, compleet.
Het was dus door God aan Paulus gegeven om het woord van God te completeren. Letterlijk staat hier: HET woord van DE God te completeren.

Er staat niet: het woord van een god.
Er staat ook niet: een woord van de God.
Maar er staat: HET woord van DE God!

In de volgende verzen geeft Paulus ook aan wat het laatste aspect is van het woord van God dat nog niet geopenbaard was en dat hij bekend maakt.

Kolossenzen 1:26:

“…het geheimenis, dat eeuwen en geslachten lang verborgen is geweest, maar thans geopenbaard is aan Zijn heiligen.”

Paulus maakte het geheimenis bekend dat eeuwen (Grieks: aeonen=tijdperken) lang verborgen was en nu door hem werd geopenbaard. Dit geheimenis is, globaal gezegd, de periode waarin Israël als Gods uitverkoren volk terzijde is gesteld en God Zich een volk verzamelt uit de natiën (Handelingen 15:14).

Paulus was degene aan wie dit geheimenis bekend gemaakt werd. Hij spreekt op diverse plaatsen over dit geheimenis, bijvoorbeeld in Romeinen 16:25 en Efeziërs 3:3, 4 en 9.
Hoewel dit geheimenis een geweldig onderwerp is en veel aspecten kent, is het niet het onderwerp van dit artikel. In dit artikel wil ik je laten zien dat Paulus, in samenwerking met anderen, zoals Petrus, de Schriften, die wij kennen als het nieuwe testament, bij elkaar gebracht heeft en gecompleteerd heeft tot een voltooide eenheid: de Schrift.

De canonvorming van de Schrift

De canon is het geheel van erkende boeken die onze bijbel vormen. Dat zijn er in de gangbare telling 66, maar omdat het boek van de Psalmen officieel vijf boeken telt en niet slechts uit één boek bestaat, moeten we in totaal 70 boeken tellen in onze bijbel. Daarover later meer.

Volgens de traditie is de samenstelling van de canon pas voltooid in de tweede helft van de vierde eeuw (bron: Wikipedia). Dit zou betekenen dat, nadat de apostelen hun woorden hadden opgeschreven, er honderden jaren voorbij zijn gegaan, voordat men uiteindelijk de geschriften bij elkaar heeft gebracht en heeft geordend tot het geheel aan boeken, zoals wij die in onze bijbel kennen. Een nogal onbetrouwbare situatie dus, want in die honderden jaren kan er van alles mis zijn gegaan.

De Schrift leert in Kolossenzen 1:25 dat Paulus het woord van God gecompleteerd heeft. Als we dit letterlijk nemen, dan heeft hij de laatste onthullingen aan het woord toegevoegd, zoals hij aangeeft en heeft hij ook de geschriften bij elkaar gebracht. Dat Paulus, maar ook Petrus, dit laatste nadrukkelijk naar voren brengen, wil ik je laten zien. Paulus heeft, in samenwerking met anderen ervoor gezorgd dat wij het woord van God hebben: compleet en in een samenstelling zoals de apostelen die zelf bij elkaar hebben gebracht en geordend.
Zij waren apostelen. Apostel is een Grieks woord en betekent afgevaardigde. Zij waren afgevaardigden van Christus (1Thessalonicenzen 2:6) en aangesteld met een taak (1Timotheüs 2:7) en zij hebben deze taak volbracht.

In dit artikel wil ik voorbij gaan aan tradities en overleveringen van mensen en laten zien dat de Schrift verklaart dat de apostelen de Schriften bij elkaar gebracht hebben en dat dit niet honderden jaren later door kerkelijke concilies gedaan is.
Paulus verklaart dat hij degene is die het woord van God gecompleteerd heeft. Nergens vinden we in de Schrift aanwijzingen die ergens anders op duiden.

De datering van de geschriften van Johannes

Paulus’ brieven worden meestal gedateerd rond het jaar 67. Het Johannes-evangelie, de brieven van Johannes en het boek Openbaring worden meestal gedateerd rond de jaren 90 van de eerste eeuw of nog later.
Dateringen zijn veelal gebaseerd op aannames en dus giswerk. De latere datering van de geschriften van Johannes is met name gebaseerd op het feit dat Johannes veel langer geleefd heeft dan Paulus. Waarschijnlijk is Johannes in het jaar 101 gestorven en Paulus rond de jaren 64-67 (bron: Wikipedia).

De Telos-vertaling zegt bij de inleiding tot de geschriften van Johannes: “…geschreven door Johannes, tussen de jaren 60 en 95…”

Dit geeft ons voldoende marge. De Schrift verklaart expliciet: Paulus heeft het woord van God gecompleteerd! Zelf geloof ik dat de canon, zoals wij die kennen, vóór het jaar 70 bij elkaar is gebracht en gecompleteerd door de apostelen. Vóór het markante jaar 70 waarin Jeruzalem werd verwoest door de Romeinen.

De apostelen: ooggetuigen

De apostelen, die wij kennen als de twaalf, hebben jarenlang met Jezus opgetrokken. Zij zijn getuige geweest van wonderen, zoals de genezing van zieken. Blinden werden de ogen geopend, doven konden horen, enz. Ook zijn zij onderwezen aan Zijn voeten. Een aantal van deze toespraken van Jezus vinden we in de Schrift, zoals de bergrede in Mattheüs 5-7 en de zogenoemde rede over de laatste dingen in Mattheüs 24 en 25.
De twaalf hadden geweldige dingen gezien en wisten met Wie zij te maken hadden, namelijk de beloofde Messias!
In Johannes 6, direct na de wonderbare spijziging, spreekt Jezus woorden uit, waarvan men verklaard: “deze rede is hard” (Johannes 6:60) en velen verlaten Hem op dat moment. Vervolgens lezen we:

Johannes 6: 67,68:

“Jezus zeide dan tot de twaalven: ‘Gij wilt toch ook niet weggaan?’ Simon Petrus antwoordde Hem: ‘Here, tot wie zullen wij heengaan? Gij hebt woorden van eeuwig leven.”

Petrus wist Wie hij voor zich had staan. Jezus is degene die woorden van eeuw-ig (Grieks: aionion) LEVEN heeft. Of, zoals Petrus zegt in Mattheüs 16:16:

“…Gij zijt de Christus, de Zoon van de levende God!”

Petrus wist: dit is Hem! Deze Jezus is degene waar heel onze Messiasverwachting op gebaseerd is en waarvan alle profeten gesproken hebben. Het scharnierpunt in de tijd, de komst van de Redder van de wereld!

Ook de apostel Johannes brengt meerdere malen naar voren dat hij een ooggetuige is van deze dingen:

1 Johannes 1:1:

“Hetgeen was van den beginne, hetgeen wij gehoord hebben, hetgeen wij gezien hebben met onze ogen, hetgeen wij aanschouwd hebben en onze handen getast hebben van het woord des levens…”

1 Johannes 1:3:

“Hetgeen wij gezien en gehoord hebben, dat verkondigen wij ook u…”

Paulus was niet één van de twaalf en was niet één van Zijn discipelen geweest. Maar Paulus kreeg wel een ontmoeting met Hem. Paulus werd geroepen door Christus Jezus vanuit de hemel.

Handelingen 9:3-5:

“En terwijl hij [Paulus] daarheen op weg was, geschiedde het, toen hij Damascus naderde, dat hem plotseling licht uit de hemel omstraalde. En ter aarde gevallen, hoorde hij een stem tot zich zeggen: ‘Saul, Saul, waarom vervolgt gij mij?’ En hij zeide: ‘Wie zijt gij, Here?’ En Hij zeide: ‘Ik ben Jezus, die gij vervolgt.”

Paulus wordt hier geroepen door Christus Jezus en dit is ook het moment dat zijn veelbelovende loopbaan als Farizeeër eindigde. Zijn loopbaan als apostel begint hier. Christus Jezus verscheen aan Hem en zou nog vaker aan hem verschijnen (Handelingen 26:16). Paulus geeft later aan dat hij openbaringen heeft gehad (o.a. 2Korinthiërs 12). Christus Jezus was aan hem verschenen en had hem zaken geopenbaard, zoals de geheimenissen.

Door deze ontmoeting(en) heeft Paulus zijn veelbelovende loopbaan als Farizeeër als schade en vuilnis geacht (Filippenzen 3:7-8). Hij geeft later aan dat hij gestenigd is, gegeseld, gevangen gezet, enz. (zie bijvoorbeeld 2Korinthiërs 11). Dit alles om het overtreffende van de kennis van Christus en om Christus te winnen (Filippenzen 3:7-8).

De apostelen waren ooggetuigen, door Christus afgevaardigd en aangesteld met een taak. Zij hadden door God geïnspireerde woorden op Schrift gesteld en waren zich hiervan bewust (2Timotheüs 3:16).
Wat zou logisch zijn voor hen om te doen? De Schriften bij elkaar brengen en bundelen als nalatenschap voor de generaties die na hen kwamen en die geen beroep meer konden doen op de ooggetuigen?
Of het bij elkaar brengen van de Schriften over te laten aan kerkelijke concilies, honderden jaren nadat zijzelf overleden waren?

Ik wil je eens laten zien wat de apostelen in hun brieven zeggen over de toekomst van de christelijke wereld.

Een vooruitblik van Paulus op de toekomstige christelijke wereld

2 Timotheüs 4:3,4:

“Want er komt een tijd dat de mensen de gezonde leer niet meer zullen verdragen, maar omdat hun gehoor verwend is, naar hun eigen begeerte zich tal van leraars zullen bijeenhalen, dat zij hun oor van de waarheid zullen afkeren en zich naar de verdichtsels keren.”

Paulus voorzegt tegen zijn vriend en medewerker Timotheüs, dat er een tijd zou komen dat men de gezonde leer niet meer zou verdragen. De gezonde leer is dat wat stabiel is, wat vaststaat. De leer van God, onze Redder, noemt Paulus dit in Titus 2:10.
Of waarvan Paulus zegt in 1Timotheüs 4:11: “Beveel en leer dit!” Namelijk: dat de levende God Redder is van alle mensen (1Timotheüs 4:10).

Men zou die leer niet meer verdragen en het oor van de waarheid afkeren en zich wenden tot verdichtsels. Het woord dat in de NBG-vertaling is vertaald met verdichtsels is het Griekse muthous. Daarin herkennen we ons woord mythen.
Het christendom is vol van dit soort mythen: drie-eenheid, hel, een eindeloze hellestraf, de onsterfelijke ziel, enz. Ongezonde woorden (2Timotheüs 1:13) die in de Schrift niet voorkomen. Vaak zijn dit ook nog de belangrijkste leringen in de kerkleer.

Ook Petrus spreekt hiervan in 2 Petrus 2:1:

“…zoals ook onder u valse leraars zullen komen, die verderfelijke ketterijen zullen doen binnensluipen…”

Valse leringen zouden spoedig hun intrede doen binnen het nog jonge christendom.

Lees hierover uitgebreid in het artikel ‘De toekomst van het christendom volgens de apostelen’.

Het was hierom noodzaak dat de ooggetuigen, de apostelen, zelf garant zouden staan voor het bijeenbrengen van de Schriften. Zij waren ooggetuigen van de daden van Jezus, en bovenal van Zijn opstanding. En zij waren schrijvers van de woorden van God. Zij hebben zich dit ook gerealiseerd en hebben zich ervoor ingezet om deze taak te voltooien.

Het voornemen van Petrus

De laatste brieven van Petrus en Paulus, namelijk 2Petrus en 2Timotheüs bevatten erg veel belangrijke informatie met betrekking tot het completeren van de Schriften. Ook zijn dit de brieven waarin de apostelen het meest wijzen op het feit dat men in het christendom al spoedig zou afwijken van de waarheid.
Petrus schrijft in 2Petrus 1 dat hij spoedig zal gaan sterven en hij belooft zijn lezers dat hij ervoor zal zorgen dat zij altijd aan de dingen die hij naar voren had gebracht, als apostel en ooggetuige, herinnerd zouden worden.

2 Petrus 1:12,13:

“Daarom zal het steeds mijn voornemen zijn u hieraan te herinneren, hoewel gij het weet en in de waarheid die bij u is, versterkt zijt. Ik acht het mijn plicht, zolang ik in deze tent ben, u door herinnering wakker te houden.”

Petrus wijst er in deze brief op dat het beloofde Koninkrijk langer op zich zou laten wachten dan gedacht (2Petrus 3:8) en hij voorzegt een oordeel over Jeruzalem (2Petrus 2). Zolang Petrus nog leefde, zou hij zijn lezers hier steeds aan herinneren.

2 Petrus 1:14,15:

“…want ik weet, dat het afleggen van mijn tent spoedig komt, zoals ook onze Here Jezus Christus mij heeft doen weten. Maar ik zal mij beijveren, dat gij ook na mijn heengaan telkens weer aan deze dingen kunt denken.”

Petrus wist dat hij spoedig zou gaan sterven. De Heer had hem dat kenbaar gemaakt na Zijn opstanding (Johannes 21:18-19). Petrus zou zich beijveren, dat zijn lezers na zijn sterven telkens weer aan deze dingen konden denken.
Later in deze verzen wijst Petrus op het profetische woord, de Schrift en het belang hiervan. Petrus zou zich ervoor inzetten de Schriften bij elkaar te brengen, zodat zijn lezers na zijn sterven ook aan zijn woorden herinnerd konden worden en de Schrift als eenheid voltooid zou zijn.

2 Petrus 1:16:

“Want wij zijn geen vernuftig gevonden verdichtsels nagevolgd, toen wij u de kracht en de komst van onze Here Jezus Christus hebben verkondigd, maar wij zijn ooggetuigen geweest van Zijn majesteit.”

Petrus geeft aan dat zij geen vernuftig gevonden verdichtsels zijn nagevolgd. Letterlijk staat hier: wijs gemaakte mythen. Geen woorden van menselijke wijsheid (1Korinthiërs 2:13), die weliswaar vroom en wijs klinken, maar krachteloos zijn, omdat het niet Gods woord is. Nee, Petrus gaf het woord door van een ooggetuige, gebaseerd op wat hij gezien had!

2 Petrus 1:19:

“En wij achten het profetisch woord daarom des te vaster, en gij doet wel, er acht op te geven (als op een lamp, die schijnt in een duistere plaats, totdat de dag aanbreekt en de morgenster opga) in uw harten.”

De tussenzin heb ik zelf voor het leesgemak tussen haakjes gezet.

Petrus geeft aan dat zij, namelijk de apostelen, het profetische woord des te vaster hebben en spoort zijn lezers aan er acht op te geven in hun hart.

2 Petrus 1:20,21:

“Dit moet gij vooral weten, dat geen profetie der Schrift een eigenmachtige uitlegging toelaat; want nooit is profetie voortgekomen uit de wil van een mens, maar, door de heilige geest gedreven, hebben mensen van Godswege gesproken.”

Petrus wijst op de Schrift (enkelvoud) en het belang ervan. Hij benadrukt hiermee dat het profetische woord uit vers 19 een eenheid is: de Schrift. Ondanks dat het bestaat uit diverse geschriften, heet het de Schrift. Er zijn verschillende auteurs en daarom heet het de Schriften, maar er is één Hoofdauteur en daarom heet het de Schrift.
Petrus benadrukt in dit gedeelte dus dat hij zich zal beijveren dat ook na zijn sterven, zijn lezers aan deze dingen herinnerd kunnen worden door het profetische woord, namelijk de Schrift!

Direct hierop volgt 2Petrus 2 dat een waarschuwing is tegen valse profeten en valse leraren die verderfelijke ketterijen (=dwaalleer) zouden invoeren.
Wat men te midden van deze valse leraren en dwaalleer nodig had was een ijkpunt, het completeren van de Schrift was noodzaak!

Petrus en de brieven van Paulus

Zoals eerder aangegeven, wijst Petrus in 2Petrus op het feit dat het beloofde Koninkrijk langer op zich zou laten wachten dan gedacht. Hij verklaart hierover dat we dit terug kunnen vinden in alle brieven van Paulus:

2 Petrus 3:15,16:

“…en houdt de lankmoedigheid van onze Here voor zaligheid, zoals ook onze geliefde broeder Paulus naar de hem gegeven wijsheid u geschreven heeft, evenals in alle brieven, wanneer hij over deze dingen spreekt. Daarin is een en ander moeilijk te verstaan, wat de onkundige en onstandvastige lieden tot hun eigen verderf verdraaien, evenals trouwens de overige Schriften.”

Petrus verklaart in deze verzen op de hoogte te zijn van de inhoud van alle brieven van Paulus en stelt ze gelijk aan de overige Schriften. Petrus wist dus dat Paulus’ brieven tot Gods woord behoren en dat zij samen met de Hebreeuwse geschriften en geschriften van de andere apostelen, behoorden tot de Schrift.
Dit alles schrijft Petrus vlak voordat hij zou gaan sterven en hij zegt in zijn brief dat hij zich zal beijveren dat zijn lezers ook na zijn heengaan steeds weer aan deze dingen herinnerd zouden kunnen worden.

De bezigheden van Paulus vlak voordat hij zou sterven

Ook Paulus wist dat hij niet lang meer zou leven. Hij schrijft dit in zijn tweede brief aan zijn medewerker Timotheüs die hij echt kind in het geloof noemt (1Timotheüs 1:2).

2 Timotheüs 4:6,7:

“…het tijdstip van mijn verscheiden staat voor de deur. Ik heb de goede strijd gestreden, ik heb mijn loop ten einde gebracht, ik heb het geloof behouden.”

Paulus geeft aan dat zijn verscheiden (=ontbinding) aanstaande is en heeft in zijn laatste woorden aan Timotheüs nog zeer belangrijke zaken door te geven.

2 Timotheüs 4:9,10:

“Doe uw best spoedig tot mij te komen. Want Demas heeft mij uit liefde voor de tegenwoordige eeuw verlaten. Hij is naar Thessalonica vertrokken, Crescens naar Galatië, Titus naar Dalmatië.”

Paulus heeft haast, gezien het gebruik van het woord spoedig. Paulus wist dat zijn sterven aanstaande was en heeft haast om nog iets belangrijks te regelen.

2 Timotheüs 4:11:

“Alleen Lukas is nog bij mij. Haal Marcus af en breng hem mede, want hij is mij tot veel nut voor de dienst.”

Alleen Lukas is nog bij Paulus. Van Lukas weten we dat hij ook de schrijver is van twee bijbelboeken: het evangelie van Lukas en ook het boek Handelingen.
Daarnaast noemt Paulus Marcus en vraagt aan Timotheüs om hem mee te nemen. Marcus wordt door Petrus “mijn zoon” genoemd (1Petrus 5:13). Een zoon is in de bijbel een erfgenaam. Marcus was de rechterhand en opvolger van Petrus en Petrus had blijkbaar iets dat hij “zijn zoon” zou nalaten.
Paulus zegt tegen Timotheüs dat Marcus hem tot veel nut voor de dienst is. Maar wat voor dienst dan?

2 Timotheüs 4:13:

“Als gij komt, breng dan de mantel mede, die ik te Troas bij Karpus liet liggen, en ook de boeken, vooral de perkamenten.”

Dat is vreemd. Paulus die op het punt staat te sterven en haast heeft om nog zaken gedaan te krijgen en de juiste mensen hiervoor bij elkaar te krijgen en die zich druk maakt om zijn jas?
Het woord dat hier vertaald is met mantel is het Griekse phelonen en dat is een omslag. In de Griekse literatuur heeft dit woord veel verschillende toepassingen. Het woord duidt altijd op een omhulsel of beschermhoes. Dit kan een beschermhoes voor verschillende toepassingen zijn, zoals voor het vervoeren van boeken, instrumenten, en andere zaken.
De Schriftwoord-vertaling heeft hier het woord reiszak. Dat is, net als het woord omslag, een prima woord met een neutrale betekenis. Uit het verband zouden we dan moeten opmaken waar deze omslag of reiszak voor bedoeld is.

De vertalers hebben gedacht uit het verband op te moeten maken dat het hier om een mantel gaat, omdat Paulus in vers 21 zegt: “Doe uw best vóór de winter te komen.” Maar vers 21 is acht verzen verder dan het vers waar gesproken wordt over de omslag.
In vers 13 spreekt Paulus over: de omslag, de boeken en de perkamenten. Veel logischer is het dus dat Paulus een omslag bedoelt die bedoeld is voor het ordenen en vervoeren van documenten, namelijk boeken en perkamenten.
Als we deze vertaling aanhouden, zegt vers 13:

“Als gij komt, breng dan de omslag mede, die ik te Troas bij Karpus liet liggen, en ook de boeken, vooral de perkamenten.”

Paulus spande zich in, terwijl hij zich bewust was van zijn naderende levenseinde, om de Schriften bij elkaar te verzamelen! Timotheüs wist waar Paulus op doelde. Het ging Paulus niet zomaar om wat boeken en geschriften, maar Paulus geeft aan: “breng DE omslag mee, en ook DE boeken, vooral DE perkamenten”. De Griekse woorden die vertaald zijn met de boeken zijn: ta biblia. In de laatste herkennen we nog ons woord bijbel. Een bibliotheek van verschillende geschriften.
Perkamenten zijn dierenhuiden, zoals leer, waarop geschreven werd. Perkament is veel duurzamer dan papier.

Reistas documenten
Een moderne versie van een reistas/omslag voor documenten

Alle Schrift is door God geïnspireerd

Voordat Paulus in 2Timotheüs 4 zijn vriend Timotheüs vraagt zijn boeken en perkamenten mee te nemen, om zo zijn bibliotheek op orde te krijgen, wijst Paulus hem op het belang van de Schriften. Dit doet hij in het direct daaraan voorafgaande, in hoofdstuk 3.

2 Timotheüs 3:14,15 (vertaling van www.schriftwoord.nl):

“Maar jij, blijf bij wat je leerde en toevertrouwd werd, waargenomen hebbend door wie jij werd geleerd, en dat jij van kind af aan de heilige schriften hebt waargenomen, die in staat zijn jou wijs te maken door redding in het geloof dat is in Christus Jezus.”

Het “maar jij” klinkt nog een aantal keren in deze brief (2:1; 3:10). Hier in 2Timotheüs 3:14 is het de tegenstelling tot degenen die een vorm van godsvrucht hebben, maar de kracht ervan ontkend hebben (2Timotheüs 3:5). Die kracht is de Schrift en daar gaat Paulus het vervolgens over hebben. Timotheüs was opgegroeid met de heilige Schriften (zie ook 1:5).

2 Timotheüs 3:16 (vertaling van www.schriftwoord.nl):

“Alle Schrift is door God geïnspireerd en voordelig voor onderwijs, voor blootlegging, voor correctie en voor opvoeding, in rechtvaardigheid”

Waar in dit vers staat: door God geïnspireerd, staat in de Griekse grondtekst één woord: theopneustos. Dat betekent letterlijk: door God geademd.
Zoals Adam een levende ziel werd, doordat God Zijn adem van leven in zijn neusgaten blies (Genesis 2:7), zo is Zijn woord levend, omdat God Zijn geest erin blaast. Vergelijk ook: Johannes 20:22.
Alle Schrift, zegt Paulus tegen Timotheüs. Dit betekent dat Timotheüs ook alle Schrift kende. Hij was van al deze geschriften op de hoogte. Dat blijkt ook uit het volgende vers:

2 Timotheüs 3:17 (vertaling van www.schriftwoord.nl):

“…opdat de mens van God volkomen mag zijn, toegerust tot ieder goed werk”

Het is alle Schrift, of heel de Schrift die de mens Gods, de gelovige, volkomen maakt en tot ieder goed werk toerust. Als deze Schrift niet compleet is, is de gelovige ook niet volkomen toegerust. Daarom sprak men in de beginperiode van de ecclesia nog in talen en profeteerde men nog. Dit is wat de Schrift ten dele noemt (1Korinthiërs 13:9), fragmentarisch of gedeeltelijk dus. Het is ook waarvan in 1Korinthiërs 13:11 wordt gezegd: “Toen ik kind was sprak ik als kind, was ik gezind als kind, rekende ik als kind. Nu ik man geworden ben heb ik wat van het kind was weggedaan.”
En in vers 10: “Maar wanneer de volwassenheid zal komen, zal wat ten dele is weggedaan worden.”

Die volwassenheid is gekomen, het woord is compleet! Meer over gaven van de geest, zoals profetie en het spreken in talen, vindt u in het artikel ‘Gaven van de geest, zijn ze er vandaag nog?’.

Jakobus, Petrus en Johannes

Er zijn nog meer aanwijzingen die de hand van Paulus verraden in de totstandkoming van onze bijbel. Zo noemt Paulus in Galaten 2 drie van zijn collega apostelen:

Galaten 2:9:

“en toen zij de genade, die mij geschonken was, opmerkten, reikten Jakobus, Kefas en Johannes, die voor steunpilaren golden, mij en Barnabas de broederhand…”

Kefas is Petrus (zie Johannes 1:43). Paulus schudt hen de broederhand. Aan het verband van deze tekst ga ik even voorbij. Paulus noemt de namen van de apostelen precies in de volgorde zoals we hun geschriften ook vinden in onze bijbel.

Jakobus
1 Petrus
2 Petrus
1 Johannes
2 Johannes
3 Johannes

Indeling bijbel

Onze indeling van de bijbel is gebaseerd op de indeling van de Vulgaat. Dit is een Latijnse vertaling die tot stand kwam tussen de jaren 390 en 405 na Christus (bron: Wikipedia).

Echter, in diverse manuscripten van de Griekse grondtekst, die ouder zijn dan de Vulgaat, wordt een andere volgorde aangehouden. De verschillen ziet u in onderstaande afbeelding:


Indeling NTVerschil indeling Latijnse Vulgaat en Griekse handschriften

Opmerkelijk is dat in de oude Griekse handschriften, na de Evangeliën en Handelingen, eerst de brieven komen van de apostelen die behoren tot de twaalf en daarná de brieven van Paulus. Herkennen we hierin ook niet de boodschap van Paulus: eerst de Jood, en ook de Griek (o.a. Romeinen 1:16)?

Verder zijn beide indelingen tamelijk logisch. Eerst de geschiedenisbeschrijvingen van Jezus en de apostelen in de Evangeliën en Handelingen, gevolgd door de 21 brieven waarin Christus niet zichtbaar aanwezig is op aarde, maar verborgen, gevolgd door de Openbaring van Jezus Christus.

7 brieven gericht aan de Jood (Jakobus t/m Judas). 14 brieven (2×7) van Paulus, gericht aan de natiën, als we tenminste de Hebreeënbrief meerekenen bij de brieven van Paulus. Wat dat betreft: let op de opmerkelijke positie van Hebreeën in de Griekse manuscripten: tussen 2Thessalonicenzen en 1Timotheüs! Is dit niet veelzeggend?

Alles bij elkaar telt ons nieuwe testament dus 27 boeken. Voor het oude testament rekent men normaal gesproken 39 boeken. Maar in de Joodse bijbel, de Tenach, bestaan de Psalmen bestaan uit 5 boeken en dit brengt het totaal op 70 boeken. Weer een veelvoud van 7 dus: 10×7.

Zeven is een uitdrukking en uitbeelding van volheid en dus van: compleetheid. Met betrekking tot het woord van God zegt de Schrift:

Psalm 12:6 (vertaling:www.schriftwoord.nl):

“De woorden van JAHWEH zijn reine woorden, zilver dat gezuiverd is in een smeltkroes op het land, zeven malen gezuiverd.”

Indeling van de Joodse Tenach

De originele indeling van de Hebreeuwse geschriften is een heel andere dan onze indeling van het oude testament. Tenach staat voor:
1. T van Thora (Wet)
2. N van Nevie’iem (Profeten)
3. CH van Ketoeviem (Geschriften).

De Wet, de Profeten en de Geschriften zijn in de Tenach als volgt ingedeeld:
• Wet
1. Genesis
2. Exodus
3. Leviticus
4. Numeri
5. Deuteronomium

• De profeten
6. Jozua en Richteren
7. Het boek van Koningen (Samuël en Koningen)
8. Jesaja
9. Jeremia
10. Ezechiël
11. De twaalf kleine profeten (Hosea t/m Maleachi)

• De Geschriften
12. De Psalmen
13. De Spreuken
14. Job
15. Hooglied
16. Ruth
17. Klaagliederen
18. Prediker
19. Esther
20. Daniël
21. Ezra-Nehemia (één boek bij de Joden)
22. Kronieken (één boek bij de Joden)

Deze telling telt 22 boeken in het oude testament. Als we daarbij de 27 boeken van het nieuwe testament optellen, komen we op een totaal van 49 boeken. Ook hier weer een veelvoud van 7 (7×7).
Het Hebreeuwse alfabet kent 22 letters.

De hele Schrift kunnen we ook opdelen in 7 divisies:

1. De Wet
2. De Profeten, en
3. De Geschriften
4. De historische boeken (de Evangeliën en Handelingen)
5. De 7 brieven gericht aan Joden (Jakobus, 1 en 2Petrus, 1,2 en 3Johannes en Judas)
6. De 14 brieven van Paulus
7. Openbaring
Ook in de structuur en indeling van de Schrift vinden we dus Gods handtekening terug!
God zorgt voor Zijn woord en heeft ons de complete openbaring van Zijn wil nagelaten in de Schrift. Zijn woord is compleet!

Efeziërs 4:14,15:

“Dan zijn wij niet meer onmondig, op en neder, heen en weder geslingerd onder invloed van allerlei wind van leer, door het valse spel der mensen, in hun sluwheid, die tot dwaling verleidt, maar dan groeien wij, ons aan de waarheid houdende, in liefde in elk opzicht naar Hem toe, die het Hoofd is, Christus.”

 

Download dit artikel als pdf