Efraïm onder de natiën

Afgelopen zondag vertelde ik in een studie iets over de verdeling van Israël in twee koninkrijken en hoe één van die twee koninkrijken, het tien stammenrijk, grotendeels is verdwenen onder de natiën. Achteraf gaf me dit een onbevredigend gevoel en daarom wil ik het in deze blog nog wat toelichten.

twee koninkrijken
David gaf ooit aan zijn zoon Salomo de woorden van God door, dat wanneer hij God zou dienen, zijn troon bevestigd zou worden (1 Kon.2:4). Maar Salomo’s vele vrouwen verleidden hem aan het einde van zijn leven tot afgoderij. Dit vinden we uitgebreid beschreven in 1 Koningen 11. Hierdoor werd Salomo aangezegd dat zijn koninkrijk verdeeld zou worden (1 Kon.11:11). Nog in hetzelfde hoofdstuk vinden we vermeld hoe de profeet Ahia tot Jerobeam zegt dat hij tien stammen van het koninkrijk zal ontvangen en er twee stammen zullen overblijven voor het koninkrijk van de zoon van Salomo, Rehabeam (1 Kon.11:30 vv). Vanaf dat moment kennen we in de Schrift twee koninkrijken, meestal Juda en Israël genoemd (resp. het twee en tien stammen rijk).

Het vervolg van de boeken 1 en 2 Koningen beschrijft de diverse koningen in de beide koninkrijken van Israël. Onder de koningen van Juda, het twee stammenrijk,  was er nog wel eens een koning die deed wat recht was in de ogen des Heeren, maar onder het tien stammenrijk wordt van alle koningen gezegd dat zij deden wat kwaad was in de ogen des Heeren. In 2 Koningen 17 vinden we dan ook beschreven dat het tien stammenrijk en haar hoofdstad Samaria, gelegen in het gelijknamige gebied, ingenomen worden door de Assyrische koning Salmanéser en het volk weggevoerd wordt in ballingschap naar Assyrië. Het merendeel is nooit teruggekeerd. Zij zijn grotendeels opgegaan in de natiën, geassimileerd, en hiermee de Israëlische identiteit kwijtgeraakt.

Samaritanen
In het tweede deel van 2 Koningen 17, vanaf vers 24, wordt geschreven hoe de koning van Assyrië, niet-Israëlieten naar de landstreek Samaria, het voormalige woongebied van de tien stammen stuurt, om daar te wonen. Zij vermengden zich met overgebleven Israëlieten en zo ontstond de bevolkingsgroep de Samaritanen. Deze Samaritanen worden in de tijd van het nieuwe testament veracht door hun Joodse volksgenoten. De Joden reisden altijd met een boog om Samaria heen. Jezus werd uitgescholden voor Samaritaan (Joh.8:48) en sprak tot het volk ook de gelijkenis van de barmhartige Samaritaan (Lukas 10). De Samaritanen kunnen gezien worden als de erfgenamen van de tien stammen. Ooit waren zij Israël, maar nu door vermenging heidenen.

heidenen
De tien stammen zijn dus voor het grootste deel ‘opgegaan’ in de natiën. Er zijn genoeg verhalen bekend waar zij terecht zijn gekomen, maar in de Schrift vinden we dat niet terug. De tien stammen zijn geassimileerd en zijn heidenen geworden, doordat zij hun identiteit kwijtraakten. In het boek Handelingen vinden we beschreven hoe het Joodse volk het evangelie verwerpt en komt er naast de twaalf apostelen die zich richten tot het Joodse volk, een dertiende apostel: Paulus, de apostel van de natiën (Rom.11:13, 1 Tim.2:7). Langzaam maar zeker wordt in Handelingen onthuld dat het Joodse volk terzijde wordt gesteld en redding naar de natiën gaat. Wanneer het evangelie bij de natiën terecht  komt (Rom.11:11), komt het dus (ook) terecht bij de tien stammen, die inmiddels geen aanspraak meer konden maken op hun Israëlitisch burgerschap, omdat zij heidenen waren.

Efraïm
Onder de tien stammen is Efraïm de dominante stam. Het tien stammenrijk wordt vaak dan ook kortweg Efraïm genoemd (Jes.11:13, Hos.5:12). Efraïm, de zoon van Jozef, kreeg van Jakob de hoogste zegen. Manasse was Jozefs oudste zoon, maar zoals zo vaak in het boek Genesis, gaat de eerstgeboortezegen naar de jongere. Jakob zegt over Manasse:

Genesis 48
19 (…) En niettemin zal zijn jongere broeder (=Efraïm) groter zijn dan hij, en zijn zaad zal een volheid van natiën worden.

Paulus past in de Romeinen brief een profetie uit Hosea die gaat over de tien stammen (Efraïm), toe op de natiën (Rom.9:25-26). En twee hoofdstukken later haalt hij de woorden aan uit Gen.48:19 van de eerstgeboortezegen van Efraïm, als hij zegt:

Romeinen 11
25 Want, broeders, ik wil niet dat jullie onwetend zijn van dit geheim (opdat jullie niet eigenwijs zouden zijn) dat een gedeeltelijke verharding over Israël is gekomen, totdat de volheid van de natiën binnen zal komen.

De volheid van de natiën, exact dezelfde formulering als in Gen.48:19. Het beschrijft het tot volheid komen van de ecclesia, het lichaam van Christus en haar binnenkomst in haar positie bij de Heer, zoals ook beschreven in bijvoorbeeld 1 Thess.4:13-17.