Genesis 37:34-36 rouw en dood van het huis van Jakob

Jozef is verdwenen en buiten het zicht van het huis van Jakob is hij in het buitenland. Wat hem daar overkomt, lezen we in de volgende hoofstukken, maar daar hebben Jakob en zijn 12 zonen geen weet van. In de volgende verzen lezen we dat het huis van Jakob rouwt om Jozef en dat Jakob verklaart te blijven rouwen tot in de dood.

Genesis 37
34 En Jakob scheurt zijn kledingstukken, en hij doet een rouwgewaad om zijn lenden, en hij rouwt vele dagen over zijn zoon.
35 En al zijn zonen en al zijn dochters staan op om hem te troosten; en hij weigert zich te laten troosten, en hij zegt: Ik daal rouwend af tot mijn zoon, naar het dodenrijk. En zijn vader huilt om hem.
36 En de Midianieten verkochten hem in Egypte, aan Potifar, een hofdienaar van Farao, de overste van de lijfwachten.

Israël rouwt
Het bedrijven van rouw door het huis van Jakob, is een terugkerend onderwerp van de profeten in de Hebreeuwse bijbel (o.a. Jes.24:4; Jer.14:2; Joël 1:9-10). Het volk Israël treurt om haar verstrooiing buiten het beloofde land, om de verwoesting van de stad Jeruzalem, en de verwoesting van de tempel. Heel het boek Klaagliederen spreekt hiervan en tot op de dag van vandaag wordt er dagelijks getreurd door de Joden bij de Klaagmuur in Jeruzalem om deze dingen.

sjeool
Jakob zegt: “Ik daal rouwend af tot mijn zoon, naar het dodenrijk”. Het woord dat hier vertaald wordt met dodenrijk, is het Hebreeuwse sjeool. Letterlijk betekent dit zoiets als het ongeziene. In de dood is er immers geen bewustzijn en bestaan. Sjeool wordt in dit vers in de Statenvertaling weergegeven met graf.

in het graf
In de profetieën wordt de huidige positie van het volk Israël ook geïllustreerd als zijnde in de dood. Denk aan het bekende visioen in Ezechiël 37 over het dal van de dorre doodsbeenderen. Die beenderen zijn dood, er is geen leven in (:3 en 9). Het is een voorstelling van het volk Israël, dat zich bevind in het graf (:12-13). Ezechiël spreekt ook van het herleven van het volk Israël in de toekomst. Dat zullen we ook tegenkomen in de geschiedenis van Jozef. Maar hier in Genesis 37 is dat nog niet de situatie. Het huis van Jakob heeft geen gemeenschap met Jozef en waant hem dood.

een onderbreking
Van het laatste vers in dit hoofdstuk kunnen we zo doorlezen in Genesis 39:1. Daar gaat de geschiedenis van Jozef verder. Genesis 38 is een onderbreking in de verhaallijn van Jozef. En dat is veelzeggend, want zo’n onderbreking kennen wij ook in de komst van de Messias en in Gods handelen met Israël. Daarin zou een onderbreking zijn. En in die pauze bevindt Christus zich onder de natiën, vanwege de misstap van het Joodse volk (Juda). Daarover gaat Genesis 38.