De weg die de broers moeten gaan om tot erkenning van Jozef te komen, wordt in deze hoofdstukken uitgebreid beschreven. Jozef spreekt hard tot hen, maar bewijst hen ook genade. Dat is iets wat de broers maar lastig kunnen plaatsen, blijkt uit deze verzen.
Genesis 42
25 En Jozef geeft instructie dat men hun voorraadzakken met koren moeten vullen, en ieder hun zilverstukken in zijn zak terug te geven, en dat men hen proviand voor onderweg zou geven. En men doet zó voor hen.
26 En zij laadden hun graan op hun ezels en zij gaan van daar weg.
27 En in de overnachtingsplaats opent één van hen zijn zak om aan zijn ezel voer te geven, en hij ziet zijn zilver, en zie, het lag boven in zijn tas.
28 En hij zegt tot zijn broers: Mijn zilver is teruggegeven. Zie maar, het ligt in mijn tas. En hun hart trok zich samen, en zij beven, elkaar aankijkend, zeggend: Wat is dit wat God ons aandoet?
29 En zij komen bij hun vader Jakob, in het land van Kanaän, en zij vertellen hem alles wat hen overkomen was, zeggend:
30 De man, de heer van het land, heeft hard met ons gesproken en hij bejegent ons als spionnen tegen het land.
31 En wij zeggen tot hem: Wij zijn rechtschapen, wij zijn geen spionnen.
32 Wij waren twaalf broers, zonen van onze vader; één, hij is niet meer; en de jongste is vandaag bij onze vader, in het land van Kanaän.
33 En de man, de heer van het land, zegt tot ons: Hieraan zal ik weten, dat jullie rechtschapen zijn: laat één broer van jullie bij mij achter; en neemt koren voor de honger van jullie huizen en gaat heen!
34 En brengt jullie jongste broeder tot mij. Dan weet ik, dat jullie geen spionnen zijn, maar rechtschapen. Ik zal jullie broer aan jullie teruggeven, en jullie mogen als kooplieden in het land gaan.
35 En het is, toen zij hun zakken leegden, en zie, ieders geldbuidel lag in zijn zak. En toen zij en hun vader hun geldbuidels zagen, werden zij bevreesd.
de twaalf
De broers identificeren zich nog steeds als de twaalf (:32). En ook hier vinden we weer dat zij hun benauwdheid toedichten aan wat zij Jozef hebben aangedaan. De benauwdheid die in de toekomst over het huis van Jakob komt, heeft dan ook alles te maken met het verwerpen van de Messias, degene die zij doorstoken hebben (Zach.12:10). Zij zien ook dat het God is, die de hand heeft in hun verdrukking (:28).
Jozef bewijst genade
Jozef als type van Christus, maakt zich geleidelijk aan de broers bekend. Het volk Israël zoekt gerechtvaardigd te worden uit werken (Rom.9:32). Zij hebben een ijver tot God en volgen ijverig wetten en rituelen, maar zonder overeenstemmend besef waar die wetten en rituelen écht van spreken (Rom.10:2). Zo ontvangen de broers hier koren (>woord) van Jozef, maar zij hebben geen besef van genade. Jozef geeft het hen om niet en daarom ontvangen zij hun zilver(geld) weer terug. Deze opstelling van Jozef wordt door hen gewantrouwd en zij worden bevreesd. Ze weten hier nog niet wie Jozef werkelijk is.
al Zijn wegen zijn recht
Jaren later, als zij inmiddels weten wie zij voor zich hebben en hun vader Jakob overlijdt, kennen zij Jozef nog steeds niet ten volle, zo blijkt uit de geschiedenis (Gen.50:15-21). De broers vrezen dat Jozef hen alsnog het kwaad dat zij gedaan hadden, zal vergelden (:15). Jozef zegt dan: “ben ik in de plaats van God” (:19)? Zou ik anders doen dan God? Jozef kende God werkelijk en wist dat Hij alles beschikt en dat al Zijn wegen recht zijn (Deut.32:4) en ten goede leiden. De broers moeten, net als het volk Israël, een lange weg gaan om tot dit besef te komen.
Genesis 50
20 En jullie hebben wel kwaad tegen mij bedacht, maar God heeft dat ten goede bedacht, ten einde te doen, zoals te deze dage: een groot volk in het leven te behouden.