Genesis 46:1-7 Israël, levend uit de beloften

Het is geweldig om te zien hoe in het eerste boek van de bijbel profetische vergezichten worden geschilderd van zaken die (ook nu nog) toekomstig zijn. Jozefs bekendmaking aan zijn broers, en de ommekeer van een ongelovige Jakob naar een gelovig(e) Israël (45:26-28), zijn voorafschaduwingen van de bekering van het Joodse volk in de toekomst. En net als in heel de geschiedenis van Jozef, heeft ook het volgende gedeelte een profetische lading.

Genesis 46
1 En Israël reist met alles wat hij had. En hij komt te Berseba en hij offert slachtoffers aan de God van zijn vader Izak.
2 En God zegt tot Israël in nachtgezichten, en Hij zegt: Jakob! Jakob! En hij zegt: Hier ben ik.
3 En Hij zegt: Ik ben de God, God van jouw vader, vrees niet om naar Egypte af te dalen, want Ik zal jou daar tot een grote natie plaatsen.
4 Ik, Ik daal met jou af naar Egypte, en Ik zal zelf jou ook weer doen opgaan, ja, doen opgaan; en Jozef zal zijn hand op jouw ogen leggen.
5 En Jakob staat op vanuit Berseba, en de zonen van Israël dragen hun vader Jakob, en hun kinderen en hun vrouwen op de wagens die Farao gezonden had om hem te dragen.
6 En zij nemen hun veebezit mee en hun goederen, die zij in het land van Kanaän gekregen hadden, en zij komen naar Egypte, Jakob en al zijn zaad met hem.
7 Zijn zonen en de zonen van zijn zonen met hem, zijn dochters en de dochters van zijn zonen, en al zijn zaad bracht hij met zich mee naar Egypte.

bron van de eed
Jakob, die in de laatste verzen van het vorige hoofdstuk geest ontvangt en een verandering ondergaat, komt aan in Berseba en offert daar aan God. Berseba betekent: bron van de eed, of: bron van de zeven. Seba = eed, zeven en verwant aan het woord sabbath, de zevende dag. Van Jakob weten we dat hij zijn hele leven heeft gewerkt om de belofte die God Hem had gegeven zelf tot stand te brengen Zoals in de geschiedenis met Ezau, waarin Jakob het eerstgeboorterecht koopt van Ezau (Gen.25:29-34). Maar hier zien we een Jakob die veranderd is en een andere naam ontvangt: Israël. Hij komt bij de bron van de eed, die staat voor de oorsprong van de beloften die God gedaan heeft aan Abraham, Izak en Jakob.

Jakob wist dat God aan hem en zijn nakomelingen het land Kanaän had beloofd, dus hij zal wellicht getwijfeld hebben of hij wel naar Egypte moest gaan. Hij zoekt bevestiging van God en krijgt die ook. Overigens had God al aan Abraham voorzegd dat dit zo zou geschieden (Gen.15:13).

het nieuwe verbond
Israël (Jakob) offert bij Berseba en God doet aan hem een aantal beloften. God belooft aan Jakob met “Ik zal…” Het doet denken aan de woorden in Jer.31:31-34, waar ook zeven keer klinkt: “Ik zal”. Het is de beschrijving van het nieuwe verbond (Jer.31:31), dat God met het volk Israël zal sluiten. Daarin wordt niets verwacht van hen, maar is God Degene die alles zal vervullen. De ware Jozef zal zijn hand op Israëls ogen leggen (:4) en het volk dat nu nog verduisterde ogen heeft (Rom.11:10) zal zien! Als Jakob zijn weg vervolgt vanuit Berseba, staat er dan ook: …en Jakob staat op. Zoals wij nu al mogen wandelen in nieuwheid van leven (Rom.6:4), zo wordt dat ook het deel van Israël in de toekomst, want de geest maakt levend (2 Kor.3:6)!