Genesis 48:15-22 een volheid van natiën

Jakob wist dat, hoewel Manasse de oudste zoon van Jozef was, hij de jongere Efraïm de hoogste zegen moest geven. Eerder had hij al gezegd dat deze twee zonen van Efraïm gesteld werden tot zonen van zichzelf, door hen in de plaats van Ruben en Simeon te stellen(48:5).

Genesis 48
15 En hij zegent Jozef en hij zegt: De God, voor wiens aangezicht mijn vaders Abraham en Izak gewandeld hebben; de God, die mij geweid heeft, mijn leven lang tot op deze dag;
16 de Boodschapper, die mij verlost heeft vanaf alle kwaad, Hij zegene deze jongelingen, zodat in hen mijn naam genoemd wordt en de naam van mijn vaders Abraham en Izak, en dat zij toenemen tot een menigte in het midden van het land.
17 En Jozef ziet, dat zijn vader zijn rechterhand op Efraïms hoofd legt, en het is kwaad in zijn ogen. En hij greep de hand van zijn vader om die van Efraïms hoofd weg te nemen naar het hoofd van Manasse.
18 En Jozef zegt tot zijn vader: Zo niet, mijn vader, want deze is de eerstgeborene, plaats jouw rechterhand op zijn hoofd.
19 En zijn vader weigert het en hij zegt: Ik weet het, mijn zoon, ik weet het. Ook hij zal tot een volk worden en ook hij zal groot zijn. En niettemin zal zijn jongere broeder groter zijn dan hij, en zijn zaad zal een volheid van natiën worden.
20 En hij zegent hen op die dag, zeggend: In jou zal Hij Israël zegenen zeggende: God zette jou als Efraïm en als Manasse. En hij plaatst Efraïm vóór Manasse.
21 En Israël zegt tot Jozef: Zie, ik ga sterven; en God is met jullie en Hij zal jullie doen terugkeren naar het land van jullie vaders.
22 En ik, ik geef aan jou, boven jouw broers, een bergrug, die ik met mijn zwaard en mijn boog vanuit de hand van de Amorieten heb genomen.

volheid van natiën
De zegeningen die Efraïm en Manasse krijgen, verschillen in eerste instantie niet van elkaar. Het verschil wordt pas duidelijk in vers 19 als er staat dat de jongere Efraïm groter zou zijn dan Manasse. En dan komt de toevoeging: en zijn zaad zal een volheid van natiën worden.

redding naar de natiën
Jakob passeert zijn eigen huis door de zonen van Jozef als eerste te zegenen en doet een uitspraak over een volheid van natiën. Dit is een illustratie van hoe God het huis van Israël passeert (terzijde stelt) en redding naar de natiën ging (Hand.28:28).

De uitspraak van Jakob over een volheid van natiën komt verder nergens in de bijbel meer voor, op één plaats uitgezonderd. Paulus haalt deze uitspraak aan in zijn betoog in de Romeinen brief.

Romeinen 11
25 Want ik wil niet, dat jullie onwetend zijn, broeders, van dit geheim,
(opdat jullie niet eigenzinnig zullen zijn)
dat gedeeltelijke verharding, over Israël is gekomen, totdat de volheid van de natiën zal binnengaan.

hoeveel te meer hun volheid
Romeinen 11 gaat onder andere over de vraag of God zijn volk voorgoed verstoten heeft. Nee, zegt Paulus, hun misstap en hun vermindering (tekort) betekent rijkdom van de wereld en rijkdom van de natiën (11:12). Door hun val is redding immers naar de natiën gegaan (11:11). Maar als hun tekort al zoveel rijkdom voor de natiën betekent, hoeveel te meer hun volheid (11:12). Dat wat Israël nu tekort komt, zal in de toekomst zijn aangevuld en komen tot volheid. Dat gaat over de bekering van Israël en de positie die zij dan (alsnog) zullen innemen. Zij zullen komen tot hun bestemming: een koninkrijk van priesters en een heilige natie (Ex.19:6).

het ingaan van de ecclesia
De volheid van natiën die zal binnengaan, betekent iets soortgelijks. De verkondiging van redding aan de natiën zal tot volheid komen en daarmee zal de ecclesia compleet zijn, haar hemelse positie innemen en haar bestemming binnengaan. Blijkbaar doelt Paulus hier op de wegrukking, waar de ecclesia zal ingaan in haar verheerlijkte positie en samen met Christus gesteld zal worden over heel de schepping (Rom.8:17, 23; Ef.1:20-21).

het evangelie van de genade van God
Efraïm is later een aanduiding voor de tien stammen van Israël. Zij werden door de Assyriërs weggevoerd in ballingschap en het grootste deel keerde nooit terug, vermengde zich met de volkeren en zo raakten zij hun Israëlitische identiteit kwijt. Zij werden (en worden) geen Israël meer genoemd en zijn zich ook niet bewust dat ze daar ooit toe behoorden, want zij worden nu aangeduid met andere namen, namen van natiën en volkeren. Toen Paulus zich met zijn evangelie tot de natiën begaf (Hand.13:46; Rom.11:11), kwam het evangelie via een omweg alsnog terecht bij hen, die ooit Israël waren, maar dat voorrecht door ongeloof waren kwijtgeraakt en nu natiën (>heidenen) waren geworden. Zie daar, het evangelie van de genade van God (Hand.20:21)!

de hoogste zegeningen
Efraïm is dus inderdaad uitgegroeid tot een menigte van natiën. En uit die natiën verzamelt God zich een volk voor Zijn naam (Hand.15:9). Elders wordt dat genoemd: een natie, die geen natie is (Deut.32:21; Rom.10:19). Het gaat om de ecclesia, het lichaam van Christus, en dat is in de gebruikelijke zin van het woord geen natie of volk. Efraïm is een uitbeelding van deze verzameling gelovigen uit de natiën. Hij wordt dan ook gesteld voor Manasse, en ontvangt de hoogste positie. Ook ontvangt hij de hoogste zegeningen, vóór de twaalf zonen van Jakob (Ef.1:3).