oordeel en gericht (3): overige boeken OT

Nadat ik in een vorige blog wat dingen met betrekking tot oordeel naar voren heb gebracht uit de boeken van Mozes, wil ik in deze blog nog wat zaken voor het voetlicht brengen uit de andere boeken van het oude testament (OT). Ook hierbij beweer ik niet volledig te zijn. Ook zet ik de dingen niet systematisch uiteen. Daarvoor zijn er teveel Schriftplaatsen. Ik geef slechts een aantal plaatsen waar wordt gesproken over oordeel, die mijns inziens goed verduidelijken wat het begrip inhoudt.

Richteren
Er is een heel boek in de bijbel met de titel Rechters, of Richteren. Het beschrijft de tijd nadat Jozua Israël in het beloofde land had gebracht (2:6-9). Het refrein in het boek is dat het volk deed wat kwaad was in de ogen van YAHWEH  (o.a. 2:11), zij dienden andere goden. God geeft daarop telkens het volk over aan hun vijanden en wanneer dit oordeel zijn uitwerking had en het volk de naam van God weer aanriep, stuurde Hij een richter (shaphat), zoals Deborah (4:4), Jeftha (12:7) en Simson (15:20). God oordeelde Zijn volk en zette hen recht, namelijk in de juiste houding tot haar God.

Ook op andere plaatsen vinden we richters. Van Eli (1 Sam.4:18) en Samuël (1 Sam.7:15) wordt ook gezegd dat zij richters waren. Ook hier zien we dat het volk andere goden achterna liep en dat Samuël het volk terugbrengt bij de ware God. Dan staat er:

1 Samuël 7
3 Toen sprak Samuël tot heel het huis van Israël, zeggende: Indien jullie je met heel je hart tot YAHWEH bekeren, zo doet de vreemde goden uit jullie midden weg, ook de Astharoths; en richt jullie hart tot YAHWEH, en dien alleen Hem, zo zal Hij jullie uit de hand van Filistijnen ontrukken.
4 De zonen van Israël nu deden de Baäls en de Astharoths weg, en zij dienden alleen YAHWEH.
(…)
6 En zij werden vergaderd te Mizpa, (…) en zeiden aldaar: Wij hebben tegen YAHWEH gezondigd.
6 (…) Alzo richtte (shaphat) Samuël de kinderen Israëls te Mizpa.

Het volk had een verkeerde gerichtheid, namelijk op andere goden. Samuël richt Israël door hen op God te richten. Het woord dat hier met richten is vertaald, wordt elders vertaald met oordelen. Het zijn synonieme begrippen.

Salomo
Een geschiedenis die schitterend illustreert wat oordelen is, is die van de eerste rechtspraak van Salomo uit 1 Koningen 3:16-28. Daar komen twee vrouwen (hoeren) bij de koning. Zij hadden beiden een zoon, maar één van de vrouwen had ’s nachts op haar zoon gelegen en die was gestorven. Vervolgens had zij haar dode zoon verwisseld met de levende zoon van de andere vrouw. Salomo moet rechtspreken en bepalen van wie de levende zoon is. Dit doet hij op een magnifieke en bijzonder slimme manier. Dan staat er:

1 Koningen 3
28 En heel Israël hoorde dat oordeel (mishpat), dat de koning geoordeeld (shaphat) had, en vreesde voor het aangezicht van de koning; want zij zagen, dat de wijsheid van God in hem was, om recht (mishpat) te doen.

Het oordeel van Salomo was dat hij de waarheid aan het licht bracht. Dat was recht doen. Beide vrouwen zullen dit oordeel niet hetzelfde ervaren hebben, maar wat krom was, was wel rechtgezet. Dit is niet de plaats om in te gaan op de geweldige typologische betekenis van deze geschiedenis. Één ding moet wel gezegd worden: Salomo is de zoon van David, een uitbeelding van dé Zoon van David, Jezus Christus aan wie al het oordeel gegeven is (Joh.5:22).

Psalmen
Tot slot van deze blog wil ik een paar verzen uit de Psalmen aanhalen. In christelijke theologie wordt oordeel als snel in verband gebracht met ‘hel’, ‘verdoemenis’ en ‘eeuwig wel’ of ‘eeuwig wee’. Stuk voor stuk begrippen en ideeën van mensen en vreemd aan de Schrift. Het is met name in de Psalmen dat oordeel in verband wordt gebracht met vreugde en blijdschap. Nu we het begrip ook wat beter kennen, is dat niet vreemd. Het is immers een zaak van vreugde dat God alle dingen gaat rechtzetten. Dat het op het moment zelf als pijnlijk wordt ervaren, doet daar niets aan af. De weg naar heerlijkheid loopt altijd via lijden.

Psalm 67
4 De volken juichen U toe God; de volken, allen van hen juichen U toe.
5 De volken verheugen zich en juichen, omdat U de natiën oordeelt (shaphat) in rechtmatigheid; en de volken op de aarde die leidt U. Sela.

 

Psalm 96
10 Zegt onder de natiën YAHWEH regeert! Inderdaad, de wereld is gevestigd, zodat zij nooit zal wegglijden; Hij zal de volken in rechtheid berechten (diyn).
11 Laat de hemel zich verheugen, en laat de aarde uitbundig jubelen, laat de zee donderen en haar volheid,
12 laat het veld vrolijk zijn, en al wat daarop is; dan zullen alle bomen van het woud jubelen
13 voor het aangezicht van YAHWEH want Hij komt; want Hij komt om de aarde te beoordelen (shaphat); Hij zal de wereld beoordelen (shaphat) in rechtvaardigheid, en de volken met zijn waarheid.

 

Psalm 98
4 Juicht tot YAHWEH de gehele aarde, breekt uit in gejubel en musiceert.
(…)
9 voor YAHWEH want Hij komt om de aarde te beoordelen (shaphat); Hij zal de wereld beoordelen (shaphat) in rechtvaardigheid en de volken met rechtheid.

God zal de aarde en de volken oordelen en in een rechte positie tot Hem zetten. Zij zullen de waarheid kennen en erkennen. De hele schepping zal verheugd zijn en juichen over deze God!